ASSURANCE =
KWALITEIT = TOETSING!
Inhoudsopgave:
Er is iets fundamenteel mis met
de VGC! Zowel de WMO als de SWA stellen
inmiddels via juridische procedures dat de VGC strijdig is met (hogere)
wetgeving. Terwijl de inkt van de VGC
nog niet droog is, verschijnen liefst
twee wijzigingsrapporten: 1 Commissie Regelgeving (Verdiesen) en 2. Tijdelijke
Commissie Onderhoud VGC (van de Luitgaarden). Beide rapporten geven signalen af
in de goede richting en bevatten beide zeer positieve elementen. Helaas zijn ze onderling geheel
tegenstrijdig. In het onderstaande zullen we uiteenzetten waarom de richting
van beide rapporten goed is, beide rapporten positieve elementen bevatten maar
het eindresultaat nog steeds een onvoldoende oplevert omdat de basisoorzaak niet wordt opgelost.
Zelfs een gerespecteerde oud Nivra-voorzitter Bindenga, laat weten in MAB (maart 2007) dat in de oude GBR en GBAA er van werd uitgegaan dat RA en AA een titel is en dat de titelhouders er voor konden kiezen accountant te zijn of niet. De VGC beschouwt de RA en de AA als een beroepsgroep waarvoor in beginsel dezelfde regels gelden. Door alles tot in de puntjes te willen regelen, ontstaan soms ongewenste gevolgen, aldus Bindenga!
Hieronder wordt uiteengezet wat die ongewenste gevolgen in de VGC zijn en hoe die basisfouten hersteld moeten worden.
De basisfout in de VGC zijn de wollige en weidse begrippen "assurance", "aan assurance verwant", "overige overeengekomen specifieke werkzaamheden" en "overige opdrachten". Dit begrippenarsenaal staat in het geheel niet in de Code of Ethics en is ten onrechte overgenomen vanuit de IAASB-standaarden die de wereld alleen bekijkt vanuit een audit-invalshoek. Door deze "vertaalfout", riskeren alle Nivra-leden die daarom niet hebben gevrraagd, voortdurend openbaar accountant te worden. Daardoor ontstaat een overdaad aan regelgeving voor alle Finad-leden, alle actieve "post-actieven", alle interne- en overheidsaccountants die nu voortdurend bang moeten zijn als openbaar accountant aangemerkt te kunnen worden en zo onder alle regelgeving voor echte "auditors" vallen. Alle interne- en overheidsaccountants zijn daarmee hun oude felbevochten GBR-vrijstelling onder art. 2, lid 3 en 4 kwijtgeraakt. Die overdaad aan regelgeving schaadt! De kwaliteit van ons beroep moet daarom worden gedefinieerd als voldoen aan zowel de wensen/eisen van klanten/werkgevers als de ethische eisen in deel A van de VGC. Voldoen aan wet- en regelgeving is slechts een randvoorwaarde. Accountants leveren dus kwaliteit als hun klanten tevreden zijn over hun werkzaamheden. Een overdaad aan regelgeving maakt dat moeilijk of onmogelijk. De commissie “Regelgeving” (Verdiesen) definieert ten onrechte kwaliteit als het maximaal voldoen aan de minimale en relevante wet- en regelgeving. Als regelmakers moet allereerst het nut van regelgeving worden bewezen.
3. Wat
zijn Assurance Opdrachten?
Vanaf dat uitgangspunt een tevreden klant, geeft ieder rapport, verklaring of andere uitlating van een accountant “assurance”, dat wil zeggen zekerheid. De vraag of dit een “verklaring” is, slechts een verslag van werkzaamheden of ander uitlatingen, is een loutere vormvraag. Die vormvraag heeft niets met de kwaliteitsbeleving van klanten te maken en kan daar zelfs mee in strijd zijn. In deze opvatting is het dan ook hoogst merkwaardig dat de VGC voor het begrip “assurance-opdracht” een hele mondvol nodig heeft. Om over het begrip “aan assurance verwante” en “overige” opdrachten maar niet te spreken. Die hele mondvol onduidelijkheden kan aan niemand meer uitgelegd worden. Daarom willen wij het begrip "openbaar accountant" weer beperken en terugbrengen naar het begrip "wettelijk controleur" zoals de WTA dat definieert.
Aangezien de VGC de definitie van openbaar accountant afhankelijk stelt van deze onduidelijke “assurance” begrippen blijft ook de definitie van “openbaar accountant” onduidelijk. Zolang deze basisfout in definities van de VGC niet is opgelost, blijft het aanmodderen met de VGC.
Naar onze mening is de enig denkbare heldere definitie van openbaar accountant: “De accountant die wettelijke verklaringen afgeeft zoals gedefinieerd in de Wet Toezicht Accountantsorganisaties.” De verklaringen zoals omschreven in BW:Boek 2 art. 393 is daarbij de belangrijkste bron. Deze definitie sluit aan met de door de wet gewilde tweedeling in het beroep tussen wettelijke controleurs (AFM-toegelaten) en alle overigen. Een flex-optie geeft iedere accountant de optie om toch te kunnen blijven kiezen voor de status van "wettelijk controleur". Dat moet dan wel gevolgen hebben voor de toepasbare kantoorvoorschriften en kwaliteitscontrole (CTK, Preventieve Toetsing, AFM-Toetsing etc.). Accountants die vrijwillige “verklaringen” willen afgeven zoals beoordelings- en samenstellingsverklaringen zouden bij dit AFM-keurmerk kunnen aansluiten of niet. Alle anderen kiezen er dan voor kwaliteit te leveren uitsluitend in de adviessfeer en dus buiten de controlesfeer.
4.
Ifac stelt alle management-accountants vrij
van RAC/COS en Toetsing!
De VGC heeft het begrip “openbaar
accountant” vermengd met elementen van “audit” of “controle” en via de
kantoorvoorschriften daarnaast van toetsingselementen. Dat is een merkwaardig misverstand en geheel
strijdig met het gedachtegoed van de Code of Ethics. Daar komt het begrip “auditor” of “controleur”
in het geheel niet voor als definitie.
Deze kantoorvoorschriften komen vanaf de IAASB-standaards, een
onafhankelijke organisatie binnen Ifac die zich vooral bezighoudt met “audit”.
Daar komen ook al die gekke “assurance” etc. begrippen vandaan. De toetsingsvoorschriften komen van de “Membership Obligations , in dit
geval “SMO 1 – Quality Assurance/ISQC1. Daar staat overduidelijk dat “SMO 1 – Quality
Assurance/ISQC1” is only applicable to members performing certain audit
engagements of financial statements”.
De link "Ifac stelt alle
management-accountants vrij van RAC/COS en Toetsing", geeft
de argumentatie waaruit blijkt dat voor alle IFAC-leden vaststaat dat:
a. alle management
accounting-clubs zich feitelijk niet gebonden achten aan de IAASB-regels
b. sommige management accounting-clubs zich mede daarom uitdrukkelijk
profileren als "non-audit"
c. de voorgeschreven kwaliteitstoetsing zich beperkt tot accountants die zich
ook bezig houden met "audit".
Management-accountants zijn niet-wettelijke controleurs zoals samenstellers, adviseurs, interimanagers etc. Net als in Nederland vormen ze de meerderheid van de accountants binnen Ifac. Voor deze categorie zijn dus, conform Ifac-uitgangspunten, de RAC/COS-regels, kantoorvoorschriften en kwaliteitstoetsing niet van toepassing. Men kan van mening verschillen waarom de VGC zo nodig een andere weg dan de Ifac-weg moest kiezen. Deze keuze hangt zeker samen met concurrentieaspecten. Strijdigheid met de Mededingingswet is een van de klachten in de juridische procedures bij de SWA/ WMO tegen Nivra/NOvAA.
5.
Positieve
punten Rapport van de Commissie Regelgeving (Verdiesen)
Dit rapport geeft terecht veel kritiek op de bestaande kantoorvoorschriften en het toetsingsbeleid bij kleinere kantoren. Positief is de poging het huidige sanctionerende toetsingsysteem te vervangen door een “coachende” vorm van toetsing. Er is een begin van een flex-optie voor samenstellers.
Jammer is dat deze flex-optie zeer beperkt is en daarnaast onduidelijk. De verplichting “samenstelverklaringen” af te geven vervalt alleen indien geen sprake is van derden (de belastingdienst wordt daarbij niet als derde gerekend). Het toepassingsbereik daarvan is echter zeer beperkt tot vooral kleinere eenmanszaken zonder bankier, etc. In dat geval zijn de kantoorvoorschriften en toetsing niet van toepassing. Er ontstaat grote onduidelijkheid wanneer een derde toch in het spel komt buiten weten van de accountant of met slechts een achteraf mededeling.
Pagina 73 (art. 20 Standaard 4410) van het rapport Verdiesen wijst er op dat de aanduiding “Samenstellingsverklaring afgegeven” dient te worden opgenomen op ieder zelfstandig bruikbaar deel van de financiële informatie. Op pagina 65 (art. 2 Standaard 4410) wijst Verdiesen er op dat, als geen samenstellingsverklaring wordt afgegeven, de cliënt er op gewezen moet worden dat verspreiding van zijn bij de financiële informatie afgegeven mededeling is beperkt tot de kring van opdrachtgevers.
Geheel in strijd met bovenstaande voorschriften in Standaard 4410, merkt Verdiesen (pag. 47) op dat weliswaar een kleine BV zijn balans moet deponeren maar dat dit niet betekent dat er daarom sprake is van een derde partij. Alsof crediteuren, kredietverzekeraars etc. die vooral gebruik maken van de publicaties KVK geen derden zouden zijn. Aangezien iedere BV/NV in Nederland een publicatieplicht KvK heeft en de accountant volgens Verdiesen (pag. 65, art. 1 Standaard 4410)) een samenstellingsverklaring moet afgeven wanneer derden in het spel zijn, is het gevolg dat bij iedere BV/NV een samenstellingsverklaring afgegeven moet worden.
Pagina 43 van het rapport Verdiesen maakt duidelijk waar de VGC-schoen echt wringt. Daar wordt terecht de vraag gesteld of de zogenaamde “deel”verklaringen (bij inbreng, subsidie, verzekerd belang etc.) wel “assurance” verklaringen zijn. Die vraag raakt het hart van de opgerekte VGC-definitie van “openbaar accountant”. Er zijn immers nauwelijks accountants kantoren die dit soort verklaringen niet sporadisch moeten afgeven. Evenmin als nauwelijks accountants “in practice” zijn in categorie C VGC die zich niet verbijsterd blijven afvragen welke van hun activiteiten nu wel of geen “assurance” zijn.
Er zullen nauwelijks accountantskantoren zijn die niet tenminste sporadisch een “deel”verklaring afgeeft en geen enkele BV/NV in zijn boeken heeft. Verdiesen stelt voor de regelgeving te verlichten door een nieuw handboek voor de “non-assurance-practijk” te introduceren. Feitelijk komt het er echter op neer dat ieder accountantskantoor voortaan twee handboeken moet bezitten, een voor de “assurance-practijk” en een voor de “non-assurance-practijk”.
Naar de mening van de commissie draagt een gestandaardiseerde “samenstellingsverklaring” bij aan een “keurmerk”. Naar onze mening is dat uitgangspunt hoogst kwestieus. Kwaliteit zou ons keurmerk moeten zijn en niet de bijna belachelijke verklaring in de gebruikelijke “samenstellingsverklaring” dat er niet is gecontroleerd. Vertel liever wat de accountant dan wel heeft gedaan om zijn kosten en kwaliteit te rechtvaardigen en geef iedere accountant de vrijheid dit zelf per cliënt in te vullen. Verplicht de accountant in geen geval, zoals Verdiesen voorschrijft, al zijn cliënten via de begrippen “derde” en “assurance” te moeten uitleggen dat er weer een nieuwe soort verklaring is verschenen. Zelfs gerenommeerde bankiers begrijpen vaak het verschil tussen de bestaande verschillende soorten verklaringen al niet, laat staan de gemiddelde detaillist op de hoek.
6.
Positieve
punten Tijdelijke Commissie Onderhoud VGC (van de Luitgaarden)
Ook dit rapport geeft terecht veel kritiek op de bestaande kantoorvoorschriften en het toetsingsbeleid bij kleinere kantoren. Positief is het voorstel het huidige sanctionerende toetsingsysteem te vervangen door een “risicogerichte” vorm van toetsing, bestaande uit een desk-review verkregen via self-assessment , zonodig aangevuld met een onderzoek ter plekke.
De flex-optie is aanzienlijk beter uitgewerkt dan bij de commissie “Regelgeving”. Iedere accountant die zich beperkt tot samenstellingsopdrachten en andere aan assurance verwante werkzaamheden, gaat naar categorie C van de VGC.
Jammer is echter dat ineens op categorie C van de VGC de NV COS 4410 van toepassing wordt verklaard en ook “toetsing” voor het eerst wordt toegepast in deze categorie C VGC Dit is volledig in strijd met de bestaande praktijk binnen Ifac dat alle management-accountants zijn vrijgesteld van RAC/COS en toetsing! Daarnaast blijft geheel onduidelijk waarom een groeiend aantal bestaande (4400, 4420) en komende (5500 N) COS-richtlijnen voor non-assurance (nog) niet van toepassing worden verklaard. Een vraag van geheel andere orde is natuurlijk of een “Platform voor Samenstellers” via een kamerstructuur of zelfstandige “vakgroep” niet binnen Nivra in de gelegenheid gesteld zou moeten worden een eigen “keurmerk” te scheppen met bijbehorende regelgeving en toetsing.
De accountant wordt steeds meer een “dompteur” van informatiestromen. Verdiesen merkt terecht op dat er veel ondernemingen zijn waar geen enkele behoefte bestaat aan een uitvoerige jaarlijkse cijferrapportage met bijbehorende samenstellingsverklaring. Anderzijds moet de accountant steeds vaker meewerken aan andere verklaringen. Bijvoorbeeld op basis van tussentijdse rapportages, uiteraard met alle voorbehouden. Barbara Majoor wees er al op dat in het “digitale” tijdperk verklaringen wel eens geheel overbodig zouden kunnen worden. Standaard 4410 gaat uit van een statische omgeving van uitvoerige jaarlijkse cijferrapportages met bijbehorende samenstellingsverklaringen. In deze dynamische tijd van geïntegreerde en geautomatiseerde informatiestromen, is het uitgangspunt van standaard 4410 geheel achterhaald. Iedere accountant moet te allen tijde kwaliteit kunnen leveren tegen acceptabele kosten en daarbij de zekerheid overbrengen aan de gebruikers die in de concrete situatie gerechtvaardigd is en gewenst.
Tenslotte is jammer dat dit rapport de onduidelijkheid rond het begrip “assurance” laat bestaan. Zo blijft onduidelijk wanneer in welke categorie van de VGC een accountant valt en welke regelgeving dan van toepassing is. Omdat er nauwelijks accountantskantoren zijn die nooit “deel”verklaringen (bij inbreng, subsidie, verzekerd belang etc.) afgeven, is het voorstel alle samenstellers naar C, feitelijk een lege huls. Praktisch iedereen blijft immers zitten in categorie B van de VGC door die “deel”verklaringen.
Heel bijzonder is het ook dat de eigenlijke oorzaak van het ontstaan van de Tijdelijke Commissie Onderhoud VGC (van de Luitgaarden met 2 Finad-leden op 4-5 commissie-leden), geen enkele aandacht meer heeft gekregen. De oorzaak was namelijk de verbijstering over de “assurance” definitie van vele Finad-leden die nooit openbaar accountant willen worden. Toch blijft de VGC alle Finad-leden “in practice” pijnigen met de onzekerheid welke van hun activiteiten nu wel of geen “assurance” zijn die hen tot openbaar accountant bombarderen.
7. Het beste van twee werelden
In onze visie dienen de sterke elementen van beide rapporten verenigd te worden. Wij omarmen de flex-optie in het voorstel van de Tijdelijke Commissie Onderhoud VGC (van de Luitgaarden). Accountants die er voor kiezen zich te beperken tot non-assurance werkzaamheden vallen in deel C van de VGC. Het begrip “assurance” moet daarbij duidelijker worden gedefinieerd als wettelijke verklaringen zoals gedefinieerd in de Wet Toezicht Accountantsorganisaties. De verklaringen zoals omschreven in BW:Boek 2 art. 393 is de belangrijkste bron van wettelijke verklaringen. Accountants die er voor kiezen zich te presenteren als “auditors, controleurs, AFM-ingeschreven etc” vallen onder deel B1 van de VGC. Alle andere, voorzover geen intern -of overheidsaccountant, zijn management-accountants in deel C van de VGC.
Voor al deze management-accountants zoals samenstellers, adviseurs, interim-managers etc. zijn, conform Ifac-uitgangspunten, de RAC/COS-regels, kantoorvoorschriften en kwaliteitstoetsing in beginsel niet van toepassing. Via een kamerstructuur of zelfstandige “vakgroep” binnen Nivra zou iedere groep van enige omvang in de gelegenheid gesteld moeten worden een eigen “keurmerk” te scheppen met bijbehorende regelgeving en toetsing.
Inzake de noodzaak tot toetsen, omarmen wij de voorstellen van beide commissies het huidige sanctionerende toetsingsysteem te vervangen door een “coachende” of “risicogerichte” vorm van toetsing. In de praktijk zou dat uitgewerkt moeten worden als een “cliëntgerichte” toetsing. Dat wil zeggen dat in aanvulling van de “klachtencommissie” zoals voorzien in het nieuwe tuchtrecht, er een dienstverlenende “klachtencommissie” komt die allereerst probeert het probleem tussen accountant en cliënt en/of collega, commercieel op te lossen. Als dat regelmatig niet lukt, schort er iets aan de kwaliteit van dat kantoor conform onze definitie. Daarmee ontstaat het signaal om verdere maatregelen te nemen. Die maatregelen bestaan dan uit een “coachende toetsing” door drie collega’s uit dezelfde vakgroep die met meerderheid van stemmen kunnen besluiten het Nivra/NOvAA voor te stellen een tuchtrechtelijke klacht in te dienen.
1. Assurance = Kwaliteit = Toetsing!
In onze visie betekent kwaliteit voldoen aan de wensen/eisen van klanten. Vanaf dat uitgangspunt geeft ieder rapport, verklaring of andere uitlating van een accountant “assurance”, dat wil zeggen de zekerheid die de klant wenst. Ontevreden klanten kunnen duiden op een gebrek aan kwaliteit en geven dus de meest relevante toetsingssignalen.
De fundamentele fout in de VGC is dat drie begrippen assurance, kwaliteit en toetsing uit elkaar zijn gedreven via een onbegrijpelijk stelsel van regels en controles op die onbegrijpelijke regels. Het beste kwaliteitskeurmerk van een accountant is nu eenmaal de zekerheid te geven die een accountant verantwoord acht in de gegeven situatie en waarom de klant vraagt. Slechts zeer weinig accountants zullen dit uitgangspunt betwisten. Steun dus de voorstellen van zowel de WMO als de SWA om de VGC aan te passen zodat Assurance = Kwaliteit = Toetsing. De uitwerking kan eenvoudig via het onderstaande eenvoudige amendement op de definities binnen de VGC.
Vastgesteld in de bijeenkomst van de
ledenvergadering van … 2007,
afgekondigd in de Staatscourant van…no..
De
ledenvergadering van de …, gelet op artikel … van de Wet op de …, stelt de
volgende wijzigingen in de Verordening Gedragscode vast:
Artikel 1
De definities
genoemd in Deel A onder a., b., e. en h. worden als volgt gewijzigd:
a. aan assurance verwante opdrachten: de opdracht tot het samenstellen van financiële informatie en de opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden en welke opdrachten niet uitmonden in een assurance opdracht; onder het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden wordt ook verstaan een conclusie formuleren die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. De uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek is de informatie die het gevolg is van de toepassing van omschreven criteria;
b. accountant in business: de accountant, niet zijnde
een openbaar accountant, intern accountant of overheidsaccountant, die in
dienstbetrekking is of wordt ingehuurd voor een uitvoerende of bestuurlijke functie op het gebied van
de handel, industrie, dienstverlening, de publieke sector, het onderwijs, de not for profit sector,
regelgevende instanties of professionele instituten of de accountant, die door de hiervoor genoemde entiteiten
wordt gecontracteerd voor bijvoorbeeld een adviesfunctie of andere opdracht;
e. accountantskantoor: hieronder wordt verstaan:
- de organisatorische eenheid waarbinnen één of meer accountants voor een cliënt bedrijfsmatig professionele diensten verrichten,
welke naar de mening van die organisatorische eenheid ook assuranceopdrachten zouden moeten kunnen omvatten, die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties; of - de accountantsorganisatie ter zake van uitgevoerde
professionele diensten bestaande uit onder meer assuranceopdrachten, aan assurance verwante en overige opdrachten, die niet onder de werkingssfeer
van de Wet toezicht accountantsorganisaties vallen; h. assuranceopdracht: een opdracht die uitmondt in een
wettelijke verklaring (accountantsverklaring) van een accountant inhoudende de uitkomst van een wettelijke controle zoals bedoeld in de Wet Toezicht Accountantsorganisaties.; Artikel D-410.3
Artikelgewijze toelichting Uit de definitie genoemd onder h. vloeit
voort dat wanneer aan de voorgeschreven teksten ter zake van verklaringen van accountants zoals bedoeld
in de zoals bedoeld in BW:Boek 2 art. 393 wordt voldaan, de betreffende
accountant als "wettelijk controleur" aangemerkt moet worden en derhalve valt in deel B1 VGC. Daarnaast vallen in deel B1 VGC de kantoren welke naar de mening van die organisatorische eenheid ook assuranceopdrachten zouden moeten kunnen omvatten.
Alle andere accountants (intern- en overheidsaccountants uitgezonderd) zijn geen "wettelijk controleur" en vallen in deel C VGC als accountants in business. De termen "accountantskantoor" en "openbaar acountant" zijn zuivere
definitietermen binnen de VGC die accountants in business ook desgewenst kunnen gebruiken als diensten aan derden worden aangeboden.
Algemene Toelichting Bovenstaand
amendement op de VGC betekent concreet: Ø Een duidelijk
onderscheid tussen WTA-kantoren en niet WTA-kantoren. Daarmee wordt de door de
politiek bedoelde scheiding tussen beide groepen ook naar buiten zichtbaar. Ø
Het moet evenwel mogelijk blijven dat een (nog) niet (meer) bij AFM ingeschreven accountant, toch als openbaar accountant conform de VGC-definitie kan blijven kwalificeren. Daarom is de definitie van accountantskantoor zodanig ruim gekozen dat er voor ieder accountantskantoor een keuzeoptie blijft bestaan via het zinsdeel: welke naar de mening van die organisatorische eenheid ook assuranceopdrachten zouden moeten kunnen omvatten. De woorden naar de mening van die organisatorische eenheid, zijn ingevoegd om te voorkomen dat derden die keuze-optie vast zouden kunnen stellen. Die keuze heeft uiteraard wel als gevolg dat het betreffende kantoor aan alle eisen voor openbaar accountant volgens de VGC moet blijven voldoen.
Ø Minder regels
voor samenstellers en andere adviseurs in categorie C van de VGC; dat betekent geen vrijheid blijheid
maar de professionele verantwoordelijkheid te kiezen voor een voor ieder kantoor praktisch
uitvoerbaar werkprogramma. Kortom: Lastenverlichting voor deze kantoren zonder verlies van kwaliteit. Ø Samenstellers die in categorie C van de VGC vallen kunnen zich (openbaar) accountant, accountantskantoor
(blijven) noemen en, voorzover de wet zich daartegen niet verzet, deelverklaringen
afgeven, zoals een inbrengverklaring, verzekeringsverklaring e.d.. Ø Geen verdere sanctionerende toetsing voor de groep "samenstellers" maar een clientgerichte toetsing; dat betekent dat bij sommige
alarmerende signalen alarmbellen afgaan die de vakgroep c.q het NOvAA- of Nivra-Bestuur tot nader
onderzoek doen aanzetten. Ø De
WTA-kantoren die gekozen hebben voor een aparte audit-organisatie voor hun
controle werkzaamheden, kunnen evenzeer van deze regelvermindering profiteren. Ø De positie van accountants die adviesdiensten aan het publiek aanbieden (interim-managers, post-actieven, bij Nivra: veel Finad-leden, etc.) wordt, net als alle management-accountants bij Ifac, ook weer duidelijk namelijk categorie C van de VGC. Zij worden niet langer geplaagd door volstrekt onduidelijke definities van "assurance", "assurance verwant" en "overige overeengekomen specifieke werkzaamheden" die hen voortdurend en onbedoeld ook tot openbaar accountant in B1 kan maken, met alle gevolgen. Ø De positie van overheidsaccountants in categorie B2 van de VGC die met hun "toetsende activiteiten" regelmatig en onbedoeld ook onder de regelgeving voor openbaar accountant kunnen vallen, wordt ook weer duidelijk. Hun oude vrijstelling van art. 2 lid 4 GBR komt zo weer terug. Ø De positie van interne accountants in categorie B2 van de VGC die met hun "toetsende activiteiten" regelmatig en onbedoeld ook onder de regelgeving voor openbaar accountant kunnen vallen, wordt ook weer duidelijk. Hun oude vrijstelling van art. 2 lid 3 GBR komt zo weer terug. Ø Met dit alles komt ook een eind aan de nietigheid van de bestaande VGC in verband met concurrentievervalsing en strijd met de 8e Europese Richtlijn. Ø Minimale
tekstveranderingen in de VGC met maximaal resultaat.
Deze wijzigingen treden in werking op 1 januari 2008.
Het verdient daarom aanbeveling in de VGC de term "openbaar accountant", bijv. bij definities onder q, t.z.t. zoveel als mogelijk is te vervangen door de term "wettelijk controleur".
assuranceopdracht: de opdracht, waarbij de openbaar accountant, de intern accountant of de overheidsaccountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. De uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek is de informatie die het gevolg is van de toepassing van omschreven criteria. Bij de door een intern accountant of de overheidsaccountant uitgevoerde assuranceopdracht zal de verantwoordelijke partij doorgaans eveneens de beoogde gebruiker zijn. Onder een assuranceopdracht is begrepen de opdracht tot het uitvoeren van een vrijwillige of wettelijke controle, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i en j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;