Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg        Postbus 342        2800 AH  GOUDA

Bestuur van de Nederlandse Orde van

Accountants‑Administratieconsulenten

Postbus 84291

2508 AG  DEN HAAG

 

Fax 070‑3512836

Gouda, 17 april 2007

 

Betreft: Bespreking 11 april 2007

 

Geacht bestuur,

 

Naar aanleiding van de bespreking op 11 april 2007 ten kantore van de NOvAA geven wij hieronder graag een nadere uiteenzetting.

 

Stichting WMO

De Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg heeft ten doel om de belangen van accountants te ondersteunen middels overleg met diverse instanties en eventueel waar nodig via juridische wegen. De stichting is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Rotterdam, dossiernummer 24408984. Het bestuur bestaat uit zes accountants (AA/RA). Daarnaast kent de stichting diverse commissies voor de uiteenlopende onderwerpen binnen de accountancy met daarnaast een kerngroep voor het beleid in algemene zin. Op het internet kunt u ons vinden onder www.wakkereaccountant.nl.

 

Algemene ledenvergadering 11 juni 2007

Naar aanleiding van de bespreking op 11 april 2007 waarvoor u ons heeft uitgenodigd, delen wij u onderstaand onze weergave van de feiten, de verschillende interpretaties over de gevolgen van deze feiten en onze conclusies mede.

 

Inzake de feiten

A. Op 29 januari 2007 en op 24 februari zijn er door meer dan 40 leden twee

   maal schriftelijk verzocht een bijzondere ledenvergadering bijeen te roepen

   met als te behandelen onderwerpen dezelfde als die behandeld in de leden-

   ledenvergadering van 11 december 2006.

 

B. Daarnaast zijn op initiatief van de Stichting WMO rechtsgeldig door meer

   dan 4 leden drie onderwerpen aangedragen ter behandeling op de eerstkomende

   ledenvergadering via amendementen op bestaande regelgeving.


Vervolg brief aan Bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants‑Administratieconsulenten, Postbus 84291, 2508 AG  DEN HAAG d.d. 17 april 2007    2 van 3

1. Ontwerp‑Verordening op de vakgroepen en daarmee samenhangend een ontwerp

   tot Wijziging van de Verordening op het Bestuur en een ontwerp tot Wijzi-

   ging van de Regelen ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergade-

   ring;

2. Amendement op de VGC (Minimumcondities);

3. Amendement op de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing;

 

C. Vervolgens zijn op initiatief van de Stichting WMO enkele leden als

   bestuurslid (waarvan een als voorzitter) voorgedragen door meer dan de

   vereiste vijfentwintig leden.

 

Voorzover wij kunnen nagaan worden deze feiten door het NOvAA-bestuur niet ontkent.

 

Verschillende interpretaties over de gevolgen van bovenstaande feiten

A. In uw brief d.d. 27 maart 2007, uw referentie 07/BST/00050, stelt u dat de

agendapunten waarover door meer dan 80 leden twee maal verzocht is een bijzon- dere ledenvergadering bijeen te roepen, identiek zijn aan de agendapunten van de vergadering van 11 december 2006 waarover rechtsgeldig gestemd zou zijn. Om die reden wenst u geen nieuwe ledenvergadering bijeen te roepen. Het WMO-bestuur is allereerst van mening dat er op 11 december 2006 geen rechtsgeldig besluit is genomen. Ten tweede is het WMO-bestuur van mening dat het NOvAA bestuur handelt in strijd met de Wet op de Accountants‑Administratieconsulenten door een twee maal herhaald verzoek van steeds ruim 40 (verschillende) leden om een buitengewone ledenvergadering bijeen te roepen niet zonder meer te honoreren. In de bespreking van 11 april 2007 heeft het NOvAA‑bestuur daarboven op gesteld dat de leden geen recht van initiatief hebben. Het WMO‑bestuur is daarentegen van mening dat nergens blijkt dat de ledenvergadering geen recht van initiatief zou hebben. Integendeel, art. 10 van de Wet op de Accountants‑administratieconsulenten geeft wel degelijk een recht van initiatief via een gezamenlijk verzoek van meer dan 40 leden. Gecombineerd met artikel 24 van de van de Wet op de Accountants‑administratieconsulenten dat aangeeft dat de ledenvergadering de verordeningen maakt die zij ten behoeve van een goede uitoefening van haar taak noodzakelijk oordeelt, staat dit recht van initiatief naar de mening van het WMO-bestuur onomstotelijk vast. Voorzover nog twijfel over deze interpretatie zou kunnen bestaan zou de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen NOvAA daarover dienen te besluiten.

 

B. In de bespreking van 11 april 2007 heeft het NOvAA‑bestuur aangegeven dat de drie onderwerpen aangedragen ter behandeling op de eerstkomende ledenvergadering via amendementen op bestaande regelgeving niet in behandeling genomen kunnen worden omdat het NOvAA‑bestuur de betreffende verordeningen niet op 11 juni 2007 als agendapunt aan de orde wil stellen. Dit op één uitzondering na wat betreft de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing. Het WMO-

bestuur daarentegen is van mening dat weliswaar art. 8 van de Regelen ter


Vervolg brief aan Bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants‑Administratieconsulenten, Postbus 84291, 2508 AG  DEN HAAG d.d. 17 april 2007    3 van 3

Uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering aangeeft dat de leden bevoegd zijn amendementen op een ontwerp‑verordening in te brengen maar dat dit geenszins impliceert dat de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen NOvAA niet bevoegd zouden zijn ook amendementen in te brengen op bestaande verordeningen. Tenslotte zijn de Regelen ter Uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering tot stand gekomen op grond van een bestuursmandaat van de ledenvergadering krachtens art. 24 lid 5 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten. Dit mandaat kan de ledenvergadering op ieder moment wijzigen dan wel intrekken. Het is uiteraard ook mogelijk via art. 10 van de Wet op de Accountants‑administratieconsulenten deze verordeningen als ontwerp op de agenda te plaatsen. Dat zou echter het summum van een dan kennelijk door het NOvAA‑bestuur gewenste bureaucratie impliceren omdat tegelijkertijd het recht van initiatief door het NOvAA‑bestuur wordt ontkend.  

 

C. In de bespreking van 11 april 2007 heeft het NOvAA‑bestuur aangegeven, overigens onder een juridisch voorbehoud, dat het niet mogelijk zou zijn een nieuw bestuurslid tevens als voorzitter te laten benoemen. Het WMO-bestuur is van mening dat de regelgeving zich daartegen geenszins verzet. Voorzover daar anders over geoordeeld zou kunnen worden zou de ledenvergadering daarover kunnen beslissen.

 

Onze conclusies

Het WMO‑bestuur betreurt het ten zeerste dat het bestuur van de NOvAA niet bereid lijkt te zijn alsnog een ledenvergadering te beleggen conform het gedane verzoek van ruim 80 leden, het recht van initiatief ontkent, de gevraagde amendementen niet in behandeling wil nemen en alleen een voorzitter wil laten benoemen uit de reeds eerder gekozen bestuursleden. Wij verzoeken u met nadruk uw standpunten te heroverwegen en ons daarover schriftelijk te berichten uiterlijk voor 28 april 2007. Een eventuele behandeling, mits conform onze wensen, in de algemene ledenvergadering van 11 juni 2007 hoeft wat het WMO‑bestuur betreft geen bezwaar te zijn. Wij behouden ons alle rechten voor.

 

Memo

Bijgesloten treft u ten overvloede een kort memo inzake de door ons voorgestelde minimumcondities.

 

Met vriendelijke groeten,

 

Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg

namens deze,

 

Paul A. van Ginkel AA

secretaris