Heden, de

 

tweeduizendenzeven, ten verzoeke van:

 

1.      de Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg, hierna te noemen WMO, statutair geves­tigd en kantoorhoudende te Anna van Hensbeeksingel 136, 2803 LK Gouda en

2.      de heer mr Arie de Graaf AA MA, wonende te Broek op Langedijk, beiden te dezer zake domici­lie kiezende te Breda aan de Parkstraat nr. 5 ten kantore van de advocaat mr L.G.M. Delahaije, alsmede domicilie kiezende te ’s-Gravenhage aan de Laan van Nieuw Oost Indië nr. 120, ten kantore van de advocaat en procureur mr R.Th.R.F. Carli, die door mijn requiranten tot procureur wordt gesteld teneinde als zodanig voor hen in rechte op te treden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

krachtens mij door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te ’s-Gravenhage daar­toe op                                                                         

           mei 2007 verstrekte last

 

 

GEDAGVAARD

 

De publiekrechtelijke rechtspersoon  Nederlandse Orde van Accountants-Admini­stratiecon­sulenten, hierna te noemen NOvAA, statutair gevestigd en kantoorhoudende te (2597 LA) ’s-Gravenhage aan de Nieuwe Parklaan 25, aldaar mijn exploit doende en afschrift dezes en van na te noemen producties latende aan:

 

 

 

 

 

 

OM

 

Op

tweeduizendenzeven des voor/namiddags om                                    uur bij behoorlijk gemach­tigde of vertegenwoordigd door een procureur te verschijnen ter openbare civiele terechtzitting van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te ’s-Gravenhage, alsdan en aldaar zitting hou­dende in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan nr. 60 2595 AJ ’s-Gravenhage;

 

MET AANZEGGING

 

1.                                                  dat krachtens artikel 5a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij ver­schijning een vast recht zal worden geheven ter hoogte van €. 251,00, te betalen aan de grif­fier van voormelde Rechtbank, terwijl tevens wordt gewezen op de mogelijkheid dat aan on- en minvermogenden vermindering van dit vastrecht kan worden verleend en

2.                                                  dat indien gedaagde niet op de voorgeschreven wijze in het geding ver­schijnt, de voor­geschreven termijnen in acht zijn genomen en de Rechtbank van oordeel is dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is, verstek tegen haar zal worden ver­leend en de vordering zal worden toegewezen, tenzij gedaagde vóór de uitspraak alsnog rechtsgeldig in het geding verschijnt;

 

 

 

TENEINDE:

alsdan te horen eis doen en concluderen, dat:

 

Inleiding.

 

Eiseres sub 1 heeft tot doel (art. 2 van haar statuten; citaat:)

1.      het behartigen van de belangen van accountants, waaronder het bevorderen van een werk­bare regelgeving voor accountants en de organisaties waarvoor zij werkzaam zijn, en in het bijzonder voor de kantoren/accountants die niet over een Wet Toezicht Accountants-vergun­ning beschikken.

De stichting kan daartoe in overleg treden met de beroepsorganisaties van accountants en andere betrokkenen, en waar nodig juridische procedures voeren.

Zij kan voorts al datgene doen dat bevorderlijk is voor en dienstig is aan deze doelstelling in de meest ruime zin van het woord.

2.      De stichting tracht haar doel te bereiken via alle middelen rechtens, doch in het bijzonder door:

a.  het voeren van overleg met regering en parlement;

b . het desgewenst voeren en/of begeleiden van procedures om het beoogde doel te bereiken;

c. het bundelen van krachten uit de diverse groepen van de betrokken ac­countants.

 

 

Eiser sub 2 is als bij de NOvAA aangesloten accountant direct belanghebbende bij de navolgende kwestie.

 

Tussen de Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg en een aanzienlijk bij de NOvAA aangesloten leden, onder wie eiser sub 2 enerzijds en de NOvAA anderzijds wordt bij Het College van Beroep voor het Bedriifsleven hierna CBB genoemd, geprocedeerd  over de rechtsgeldigheid van een besluit. Eisers hebben er een spoedeisend belang bij dat, zolang het VBB niet zal hebben beslist, de hierna te vorde­ren voorlopige voorzieningen zullen worden getroffen.

 

Eisers beschouwen het huidige handelen, van gedaagde als een onrechtmatige overheidsdaad (BW, boek 6 art. 162) en hebben op die grond een spoedeisend belang om gedaagde nu te doen stoppen met verdere acties totdat in de hoofdzaak zal zijn beslist.

 

 

 

A. Feiten inzake NOvAA en de VGC

 

1)     De geldende regelgeving voor Accountants-Administratieconsulenten wordt allereerst bepaald door de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (WAA) en vervolgens door een groot aantal verorde­ningen, vastgesteld door de ledenvergadering of door nadere regelgeving binnen NOvAA-organen, op grond van mandateringen. NOvAA is een Bestuursorgaan in de zin van art. 1.1 Algemene Wet Bestuurs­recht (AWB). Zij heeft tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de Accountants-Administratieconsulenten en de beharti­ging van hun gemeenschappelijk belang. NOvAA kent momen­teel ruim 6.500 leden. Slechts een relatief klein percentage houdt zich als openbaar accountant bezig met wettelijke contro­les zoals omschreven in BW Boek 2: art. 393 lid 6. Datzelfde geldt voor een zus­terorganisatie Nivra voor de registeraccountants met circa 14.000 leden.

 

2)     NOvAA  heeft een Verordening Gedrags Code, hierna te noemen VGC bij de ledenvergade­ring in stem­ming gebracht. Eiseres sub 1, hierna te noemen de WMO, is een beroepsproce­dure ge­start bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) met als inzet de beant­woording van de vraag of de VGC (Verordening Gedrags Code) al dan niet op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen. De WMO vreest dat de VGC (onherroepelijk of tijdelijk) van kracht zal worden (of geacht zal worden te zijn) wanneer niet tijdig middels een voorlopige voor­zie­ning (zoals hieronder in het petitum gevraagd) zal worden ingegrepen. Eiseres wil in het be­lang van het accountantsberoep bereiken dat geen onomkeerbare situatie zal ontstaan, ook niet tijdelijk. De jurisprudentie ter zake van de bevoegdheidsverdeling tussen het CBB en de civiele rechter is in dit geval niet geheel dui­delijk. Aangenomen moet echter worden dat er een grote kans bestaat dat op grond van AWB art 8:2 het CBB zich onbevoegd verklaart bij beroep tegen een algemeen verbindend voorschrift zoals de VGC. Gezien de fatale beroepstermijnen heeft de WMO echter besloten geen risico te nemen voor het geval zou blijken dat het CBB uiteindelijk wel bevoegd zou blijken te zijn.

 

3)     NOvAA heeft in 2006 een eerste concept gepubliceerd van een Verordening Gedrags Code, de VGC. Deze VGC beoogde de bestaande Gedrags en Beroepsregels voor Accountants-Administratieconsu­lenten, de GBR, meer in lijn te brengen met de Code of Ethics van de In­ternational Federation of Ac­countants,  Ifac. Weliswaar is NOvAA geen lid van Ifac maar i.v.m. een wettelijke verplichting geregeld in art. 25 WAA, dienen de voorschriften met betrek­king tot de uitoefening van de werkzaamheden van Accountants-Administratieconsulenten ter zake van het verrichten van wettelijke controles dezelfde in­houd te hebben als de desbetref­fende voorschriften in de in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Re­gisteraccountants be­doelde verordening.

 

4)     Als gevolg van ernstige kritiek en ook wijzigingen binnen Nivra zijn op die eerste concept-ver­sie VGC la­ter weer vele wijzigingen aangebracht. Tegen deze VGC zijn twee bedenkin­gen in­gebracht. Op grond van artikel 26 lid 1, is het NOvAA-Bestuur verplicht om bedenkingen te­gen de VGC ter kennis van de leden te brengen. Zij heeft de beide naar voren gebrachte be­den­kingen uiteengezet in haar schrijven van 6 december 2006 (zie productie 1: Bedenkin­gen). Hierin wordt verwezen naar een weblocatie bij NOvAA met commentaar van de zijde van het NOvAA-Bestuur.

 

5)     Daarnaast zijn twee amendementen op de VGC ingebracht: 

a. Amendement   ‘X-Gedragscode Invoeren’

b. Amendement   ‘Beperking van de Bureaucratie’.

Bij het indienen van die amendementen zijn communicatiefouten opgetreden.

B. Ernstige gebreken bij de stemmingen op de ledenvergadering van 11 december 2006.

 

6)     Over de VGC zelf en de beide ingebrachte amendementen is gestemd op 11 december 2006. Er be­staat verschil van inzicht over de vraag of deze drie stemmingen hebben plaatsgevon­den volgens alge­meen aanvaarde regels. Dit verschil van inzicht blijkt onder meer uit de vol­gende vier producties:

 

   productie 2: Zware kritiek van NOvAA-leden op bestuur;

   productie 3: Recapitulatie van de gang van zaken tijdens de NOvAA-vergadering over de

                        VGC;

   productie 4: Ooggetuigenverslag van de stemmingen over de amendementen en

   productie 5: Noviteiten 244, 20 december 2006 (Noviteiten is de digitale nieuwsbrief van de

                        NOvAA).

 

Uit deze producties blijkt dat inzake de VGC alleen de tegenstemmers zijn geteld. De voor­stemmers zijn niet geteld, evenmin als de onthoudingen en de stemgerechtigden die de zaal voortijdig hadden verla­ten. Bovendien was er een significant verschil in de telling door de stemopnemers, de heer drs. F. van Schaik (secretaris van het bestuur) en drs. F. de Vries (hoofd PR van de NOvAA). Dat alles moet leiden tot de conclusie dat de stemming geen rechtsgevolgen mag hebben.

 

6)     Van de vergadering van 11 december 2006 zijn nog geen gearresteerde notulen beschikbaar. Boven­staande producties kunnen echter worden gestaafd met getuigenbewijs. Verder heb­ben inmiddels ruim 80 leden van de NovAA een verzoekschrift voor een nieuwe ledenverga­dering ondertekend en inge­diend waarin bovenstaande feitelijke gang van zaken bij de stem­ming over de VGC, wordt bevestigd.

 

7)     Uit productie 5 blijkt dat ook het NOvAA-Bestuur van mening is dat de stemprocedure over on­derwerpen waar de meningen dicht bij elkaar liggen voor verbetering vatbaar is. Daarom heeft het NOvAA-Bestuur besloten om in dergelijke gevallen voortaan schriftelijk te laten stemmen. Opgemerkt moet worden dat de “Regelen ter uitvoering van de verordening op de ledenver­gadering” onder het hoofdje “Procedure stemmingen (art. 5 – 7)” vermeld onder art. 5: “Indien een schriftelijke stemming plaatsvindt, wordt door het bestuur uit de vergadering een stembu­reau aangewezen, dat op het verloop van de stemming toe­zicht houdt”. Onder art. 6 wordt vermeld: “Het uitdelen en ophalen van de stembiljetten en het tellen van de stemmen ge­schiedt door daartoe door het bestuur aangewezen personen”. Tenslotte wordt onder art. 7 vermeld: “Het vaststellen van de uitslag van een stemming geschiedt door de voorzitter van de vergadering.”

 

8)     Het NOvAA-Bestuur is van mening dat er geldige stemmingen hebben plaatsgevonden, dat de VGC daar­mee is goedgekeurd en de beide ingediende amendementen zouden zijn verwor­pen. Dientenge­volge heeft het NOvAA-Bestuur de Minister verzocht het VGC-Besluit goed te keuren. De Minister heeft aan derden laten weten: “Aangezien de VGC in overeenstem­ming met de geldende wet- en regelge­ving is vastgesteld in het bijzijn van een notaris zijn er naar onze mening geen redenen aanwezig om de VGC niet goed te keuren”’. Zie productie 6, Brief Ministerie van Financien d.d. 8 januari 2007. Overigens was er géén sprake van aanwe­zigheid van een notaris bij de NOvAA-vergadering. De minister moet zich hebben vergist.  Vervolgens heeft de NOvAA het VGC-besluit laten publiceren in Staatscourant nr. 12 (17 ja­nuari 2007).

 

9)     De WMO is van mening dat:

 

a)     geen geldige stemmingen hebben plaatsgevonden over de VGC en de beide inge­brachte amende­menten en derhalve geen enkel besluit tot stand is gekomen (zie punt 6 tot 8 hierbo­ven);

b)     NOvAA vormfouten heeft gemaakt voorafgaande aan deze stemmingen onder meer bij de publica­tie van de ingebrachte bedenkingen (productie 1: Bedenkingen). De NOvAA is ernstig te­kort geschoten bij de naleving van de door artikel 2:4 van de Al­gemene Wet Bestuursrecht (hierna te noemen wet AWB) voorgeschreven onpartijdig­heid door de vooringenomen wijze waarop NOvAA probeerde de VGC door te druk­ken met al haar beschikbare middelen. Hier­door zijn belanghebbenden benadeeld. Zie daarvoor productie 7, Vormfouten en partijdigheid. Het VGC-besluit kan derhalve niet in stand worden gelaten ex. artikel 6:22 wet AWB’. In bo­demprocedure zal der­halve de vraag aan de orde komen of met de publicatiewijze van de be­denkingen wordt voldaan aan de bedoeling van het voorschrift in art. 23 lid 1 WAA. Dat artikel beoogt immers waarborgen te verschaffen voor een onpartijdige taakvervulling van een be­stuursorgaan zonder vooringenomenheid, zoals dwingend is voorgeschreven in AWB art. 2:3 en art. 2:4 en met de zorgvuldige voorbereiding en evenwichtige be­langenafweging welke AWB 3:2 tot 3:4 gerechtvaardigd acht en

c)     NOvAA communicatiestoornissen heeft veroorzaakt bij het indienen van de amende­menten vooraf­gaand aan de vergadering mede door vooringenomen opgetreden van sommige bestuur­ders. Zie daarvoor productie 7, Vormfouten en partijdigheid. Ook hierdoor zijn belanghebbenden benadeeld waardoor het besluit vernietigbaar zou moeten zijn ex. artikel 6:22 wet AWB.

 

C. Het NOvAA handelt in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.

 

10)  Tegelijkertijd is het Bestuur van de WMO in overleg getreden met het NOvAA-Bestuur ten­einde een minne­lijke oplossing te bereiken. Alle details van dit overleg zijn weergegeven op de WMO-site: www. wakkereaccountant.nl. De bedoeling van het WMO-Bestuur was om met minimale wijzigingen op de VGC, de ernstigste tekortkomingen op te heffen. Uit een brief van het WMO aan NOvAA d.d. 17 april 2007 (productie 9) blijkt dat dit overleg geheel is mislukt. In bodemprocedure zal de gehele correspon­dentie met NOvAA worden overlegd. Alleen de lezing van productie 9 maakt echter al duidelijk dat er een gerede kans bestaat  dat geconclu­deerd zal moeten worden dat het NOvAA handelt in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.

 

11)  Artikel 10 WAA luidt: Het bestuur roept de ledenvergadering bijeen, zo dikwijls het zulks nodig oordeelt en voorts indien ten minste veertig leden van de NOvAA, onder opgaaf van de te be­handelen punten, om haar bijeenroeping verzoeken.

Art. 24 lid 1 WAA luidt: “De ledenvergadering maakt de verordeningen, die zij ter vervulling van de in ar­tikel 1 omschreven taak nodig oordeelt.”

Art. 24 lid 2 WAA luidt: “De ledenvergadering stelt ten behoeve van een goede uitoefening van de werk­zaamheden van Accountants-Administratieconsulenten bij verordening gedrags- en beroepsregels vast, welke gelden voor alle Accountants-Administratieconsulenten”.

 

Uit bovengenoemd schrijven van het WMO aan NOvAA d.d. 15 april 2007(productie 9) blijkt desal­niettemin dat NOvAA verordeningen, door meer dan 40 leden aangedragen, niet in stemming wil brengen. Toch is de wet duidelijk. Er zijn geen nadere regelingen bekend waarin beper­kin­gen ter zake zijn aangebracht. De WAA lijkt als twee druppels water op de Wet op de Re­gisteraccountants en heeft ook de bedoeling om deze twee regelingen gelijk te doen zijn. Uit de parlementaire geschiedenis inzake de Wet op de Re­gisteraccountants blijkt (Memorie van Toelichting) duidelijk dat de ledenvergadering het hoogste ge­zagsorgaan is. Deze Memo­rie van Toelichting stelt immers ter zake dat de verordeningen die de Orde uit eigen hoofde nodig oordeelt of waarvan het maken haar door deze wet wordt opgedragen, door de leden­vergade­ring worden vastgesteld. Verder wordt verwezen naar een Rapport van de Commissie van Advies inzake het accountantswezen. Daarin staat vermeld onder het kopje “waarborgen voor een juiste taakvervulling”: 

 

De eerste en voornaamste waarborg voor een juiste taakvervulling van het lichaam is gelegen in de democratische structuur welke het volgens het ontwerp zal hebben.   Aan de gezamenlijke leden wordt de hoogste macht toegekend. Mede gezien de ja­renlange ervaring van verschil­lende thans bestaande accountantsorganisaties mag worden verwacht dat de taak van het li­chaam goed zal worden vervuld. Daarnaast is een waarborg gezocht in een zekere mate van openbaarheid. Dit geldt in de eerste plaats voor de totstandkoming van verordeningen waarbij immers ook de belangen van andere dan Accountants-Administratieconsulenten in het geding kunnen komen.  Het ontwerp van een verordening moet worden openbaargemaakt in de Ne­derlandse Staatscourant…..

 

12)  Het voorgaande punt maakt duidelijk dat er een zekere discrepantie te constateren is tussen de opvattin­gen van het NOvAA Bestuur en de parlementaire geschiedenis, dus de bedoeling van de wet. De waar­borgen voor een juiste taakvervulling zoals gezien door de ontwerpers van de WAA bij de totstandko­ming van de WAA in 1962 in de vorm van publicatie van ontwerp­verordeningen, worden door het NOvAA-Bestuur in 2006 gebruikt om deze in 1962 parle­mentair bedoelde waarborg in de vorm van een democratische structuur van NOvAA,  te ont­krachten.

 

D. VGC niet in overeenstemming met wet en regelgeving.

 

13)  NOvAA heeft gehandeld in strijd met de beginselen van het bestuursrecht zoals vastgelegd in de wet AWB, met name artikel 2:4 (onpartijdigheid), artikel 3:3 (détournement de pouvoir) en artikel 3:4, lid 2 (evenredigheidsbeginsel) door belangen van leden aangesloten bij grotere ac­countantskantoren zwaar­der te laten wegen dan de belangen van andere leden (zie daarvoor de punten 14), 15)en 16) hieron­der).

 

14)  De VGC is ook strijdig met het algemene rechtsbeginsel van rechtszekerheid door volstrekt on­duidelijk te laten wanneer een accountant optreedt in de publieke functie van openbaar ac­countant (zie productie 8: Onduidelijk definitie openbaar accountant),

 

15)  NOvAA heeft gehandeld in strijd met het algemene rechtsbeginsel van zorgvuldigheid door on­gemoti­veerd voorbij te gaan aan de belangen van leden die niet zijn aangesloten bij grotere accountantskanto­ren. De wijze waarop de belangen van leden die niet zijn aangesloten bij grotere accountantskantoren worden miskend, wordt uiteengezet in de volgende punten 16), 17) , 18) en 19).

 

16)  Er is ook sprake van nietigheid ex artikel 6 Mededingingswet omdat de VGC in samenhang met de net­werkdefinitie binnen de VGC een concurrentievoordeel schept voor grotere organi­saties en daardoor concurrentievervalsing mogelijk maakt doordat:

 

a)     organisaties die aan accountancy verwante diensten (belastingadvies, interim-manage­ment, advo­catuur, juridisch advies bijv. inzake corporate governance, mana­gement consultancy etc.) verlenen en toevallig ook RA's of AA's in dienst hebben kunnen onvoorzien onder de regelgeving van accountantskantoren vallen; daarente­gen hebben grotere accountantskantoren de vrij­heid om al dan niet onder eigen naam via een afzonderlijke organisatie zonder RA’s en/of AA's in dienstverband te hebben toch dezelfde aan accountancy verwante diensten verlenen en daarmee buiten alle accountantsregel­geving vallen.

b)     kleinere samenstelpraktijken onder heel veel regelgeving voor openbare accountants vallen ter­wijl grotere accountantskantoren, al dan niet onder eigen naam, via een af­zonderlijke organisa­tie een samenstelpraktijk kunnen opzetten zonder RA's, AA's in dienstverband en daarmee bui­ten alle accountantsregelgeving vallen.

 

17)  Er is sprake van schending van Europese en internationale rechtsregels meer in het bijzonder de 8e Euro­pese Richtlijn en de Code of Ethics van Ifac zoals uit onderstaande definities blijkt:

 

I.   De 8e Europese Richtlijn geeft, in lijn met de IFAC-regels, een brede netwerk-definitie in   

     artikel 2 

     Definities sub 7:

 "network" means the larger structure:

– which is aimed at cooperation and to which a statutory auditor or an audit firm be­longs, and

– which is clearly aimed at profit- or cost-sharing or shares common ownership, con­trol or man­agement, common quality-control policies and procedures, a common business strategy, the use of a common brand-name or a significant part of profes­sional resources;

 

II.  Ifac geeft evenzeer een brede netwerk-definitie in haar definitie-sectie:

Network firm: An entity under common control, ownership or management with the firm or any entity that a reasonable and informed third party having knowledge of all relevant information would reasonably conclude as being part of the firm nationally or internationally.

 

        De VGC daarentegen geeft juist een zeer beperkte netwerk-definitie onder haar Definities  

        on­der e:

accountantsorganisatie: de onderneming of instelling die bedrijfsmatig wettelijke con­troles ver­richt, dan wel een organisatie waarin zodanige ondernemingen of instellin­gen met elkaar zijn verbonden;

 

18)  Dit definitieverschil is zo opvallend en zo wezenlijk dat aan de conclusie niet valt te ontkomen dat hier geen sprake kan zijn van toeval maar van welbewuste keuzes in strijd met de wet en met de bedoeling om voordeel te behalen voor grotere accountantsorganisaties. De wetgever beoogde immers via de WAA zowel de 8e Europese Richtlijn als de Code of Ethics van Ifac te implementeren.

 

19)  Het voordeel voor grotere kantoren schuilt er in dat de VGC-definitie van netwerk haar reik­wijdte beperkt tot organisaties die wettelijke controles uitoefenen. Daardoor vallen organisa­ties die zich wel bezighou­den met accountancy of accountancy-verwante werkzaamheden maar niet met wettelijke controles bui­ten het netwerk in de VGC-definitie waardoor voor gro­tere accountantsorganisaties een concurrentie­voordeel ontstaat. Als gevolg daarvan is sprake van concurrentievervalsing zoals uiteengezet onder par. 16) hierboven.    

 

20)  De VGC beoogde de Ifac Code of Ethics te implementeren. Het is dan ook onbegrijpelijk dat niet alleen de netwerk definitie afwijkt maar daarnaast meerdere andere wezenlijke definities ook afwijken van de Ifac Code of Ethics. Een van die belangrijke afwijkingen is de definitie van openbaar accountant. De VGC en de Ifac Code of Ethics bestaan beide uit drie compo­nenten, een deel A met algemene ethische richtlijnen, een deel B en een deel C. Deel C van zowel de Ifac Code of Ethics als de VGC richt zich op “accountants in business”.

 

Deel B van de Ifac Code of Ethics richt zich op “professional accountants in public practice”.

Deel B van de VGC richt zich echter niet op deze professionele accountants die diensten aan het pu­bliek verlenen maar op de openbaar accountant, intern accountant en overheidsac­countant. Omdat sommige interne accountants en de overheidsaccountants zich om histori­sche redenen in Nederland graag als openbaar accountant afficheerden, is deze afwijking voor interne accountants en de  over­heidsaccountants weliswaar omstreden maar nog wel begrijpelijk.

 

Dat geldt echter niet voor de afwijkende definitie van “professional accountants in public prac­tice”.

 

De Ifac-definitie voor “professional accountants in public practice” luidt: “A professional ac­countant, irre­spective of functional classification (e.g., audit, tax or consulting) in a firm that provides professional ser­vices. This term is also used to refer to a firm of professional ac­countants in public practice.”  Deze ta­melijk duidelijke definitie is ruim en omvat kennelijk niet alleen auditors, openbare accountants maar alle professionele accountants die diensten aan het publiek verlenen. De term auditor is in de Code of Ethics zelf niet gedefinieerd. Het woord “auditors” komt alleen twee keer voor om de ethische verplich­tingen aan te duiden van de “ac­countants in business” tegenover de auditors van de onderneming waar hij werkzaam is.

 

De VGC daarentegen heeft de “professional accountants in public practice” onder deel B be­perkt tot de openbare accountant via een heel ingewikkeld definitiesysteem met onduidelijke termen zoals assuran­ceopdrachten, aan assurance verwante opdrachten, eventueel overige opdrachten, opdrachten tot het samenstellen van financiële informatie, opdrachten tot het ver­richten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële infor­matie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften con­trole- en overige standaarden etc..  Deze termen zijn afkomstig van de International Auditing Standards Board, IAASB en bedoeld voor auditors.  Als gevolg van deze VGC-definities vallen veel activiteiten van Nederlandse  “pro­fessional accountants in public practice” die geen auditors zijn, onder de regelgeving voor openbare accountants die zijn afgeleid van de IAASB en bedoeld voor auditors. In een bodem­pro­ce­dure zal voldoende bewijsmateriaal worden aangedragen om aan te tonen dat de VCG met opzet be­doelde om alle accountants die non-audit werkzaamheden verrichten die ook door openbare accoun­tants worden verricht, onder de strenge regelgeving voor en con­trole voor openbare accountants te brengen. 

 

Zoals onder 16) is uiteengezet vallen daardoor, afhankelijk van deze onduidelijke definities, veel organisa­ties die toevallig RA's of AA's in dienst hebben en aan accountancy verwante diensten verle­nen (belastingadvies, interim-management, advocatuur, juridisch advies bijv. in­zake corporate gover­nance, management consultancy etc.) of een samenstelpraktijk hebben onder de regelgeving voor en de controle op openbare accountants.  Deze definitieafwijking maakt dus de concurrentievervalsing moge­lijk zoals onder 16) is uiteengezet. Ook de rechtson­zekerheid zoals onder 14) uiteengezet is het ge­volg van deze definitieafwijking. 

 

Uit bovenstaande blijkt dat deze definitieafwijking geenszins tekst en geest van de Code of Ethics van Ifac volgt. Ook de wetgever die beoogde via de WRA de Code of Ethics van Ifac ook bij NOvAA te im­plementeren kan niet bedoeld hebben dat onnodig en in afwijking van de Code of Ethics van Ifac, rechtsonzekerheid ontstaat, regels voor een kleine groep openbare accountants worden opgelegd aan alle accountants die diensten aan het publiek verlenen of dat concurrentievervalsing mogelijk wordt ge­maakt.    

 

21)  Voorts is er sprake van schending van het protocol van 20 maart 1952 bij het EVRM die onder haar arti­kel 1 bepaalt dat niemand zijn eigendom zal worden ontnomen behalve in het alge­meen belang en on­der de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. Sinds het bekende accountants-arrest Hof EVRM van 26 juni 1986, NJ 1987, 581, eisers van Marle en anderen tegen de Staat der Nederlanden, wordt algemeen geaccepteerd dat ook het recht op een titel een be­schermd vermogensrecht impliceert.  Bo­venstaande maakt echter duidelijk dat NOvAA geen enkel al­gemeen belang dient door ac­countants die geen wettelijke controles verrichten in voortdurende rechts­onzekerheid te laten over hun status (zie punt 15) hierboven) en aan concurrentie-vervalsing bloot te stel­len (zie punt 16) hierboven). Zelfs de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht zijn hier niet gerespecteerd.  

 

22)  Tenslotte is er sprake van belemmeringen in het vrije verkeer van personen, diensten en kapi­taal zoals ge­regeld in het EG-Verdrag in de artikel 39 en 43. In dit verband valt ook te noemen artikel 25 en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke  rechten.  De VGC is qua definities immers zo gestructureerd dat alle verordeningen en nadere regelgeving van de NOvAA ook van toepas­sing zijn op hen die beschikken over een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 57* WAA maar er voor gekozen hebben conform artikel 1 lid 4 WAA geen lid van de orde te worden. Door deze definities doet de VGC een dubbele discriminatie ontstaan. Artikel 1 lid 4 WAA was oorspronkelijk be­doeld om met name buitenlandse accountants de gelegenheid te geven zich in den lande te vestigen en hun acti­viteiten uit te oefenen zonder verplicht lid te worden van de NOvAA. Veelal echter zullen die te­vens lid willen c.q moeten blijven van hun oorspronkelijke eigen accountantsorganisatie met haar eigen regels. Dat betekent dat buitenlandse accountants die lid willen blijven van hun oorspronkelijke eigen accountantsorganisatie met dubbele soms zelfs onderling tegenstrijdige regelsets geconfronteerd zullen worden, hetgeen een verboden discriminatie oplevert. Ander­zijds zijn Nederlandse Accountants-Admini­stratieconsulenten die geen lid van NOvAA willen blijven maar zich wel aan een vergelijkbare (buiten­landse) regelset willen c.q. moeten onder­werpen, wel verplicht lid van de NOvAA te blijven om hun titel te behouden.  Ook dat betekent een verboden discriminatie. 

 

D. Spoedeisend belang.

 

23)  De ingebrachte bezwaren tegen de VGC hebben zodanig ernstige permanente gevolgen voor de leden dat niet van hen verlangd kan worden te wachten op de uitkomsten van een jaren­lange bodemproce­dure ex. BW: Boek 6 art. 162. Sommige leden voelen zich nu al gedwon­gen om hun lidmaatschap op te zeggen om aan die gevolgen te ontkomen. Er is bovendien geen acute noodzaak de VGC onmiddellijk in te voeren. Met het oude GBAA was heel wel te leven. Voorzover er al strijdigheid bestond met de eer­ste Code of Ethics uit 2004, is dat onop­gemerkt gebleven. Met het voorshands niet van toepassing ver­klaren van de VGC en haar belangrijkste uitvoeringsbesluiten zoals de NVAK, de Periodieke Preven­tieve Toetsing en de verplichte VGC-cursussen voor leden die geen wettelijke controles uitvoeren, ont­staan geen onherstelbare gevolgen in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure. Voors­hands blijft voor die categorie de GBAA dan automatisch van kracht.     

 

Daarnaast dient het gebrek aan democratische besluitvorming binnen NOvAA op korte termijn wegge­nomen te worden. Het NOvAA heeft welbewust de eerste en voornaamste waarborg voor haar juiste taakvervulling zoals bedoeld in de ontwerpers van de WAA namelijk een de­mocratische structuur, ont­kracht.

 

Van een bestuursorgaan moet een onpartijdige taakvervulling zonder vooringenomenheid verwacht worden zoals voorgeschreven in AWB art. 2:3 en art. 2:4 met de zorgvuldige voorbe­reiding en even­wichtige belangenafweging welke AWB 3:2 tot 3:4 gerechtvaardigd acht.  Af­wijking van deze beginselen van behoorlijk bestuur kunnen nimmer geduld worden, niet op korte termijn en niet op lange termijn.

 

Uit het bovenstaande blijken voldoende indicaties dat NOvAA het initiatiefrecht in art. 10 en 24 WAA gege­ven, heeft wilen uithollen door feitelijke maatregelen, zoals het niet beschikbaar stellen van mail-bestanden, ge­brekkige voorlichting etc. Vandaar dat duidelijke aanwijzingen tot nakoming van de beginselen van be­hoorlijk bestuur ter zake dit recht van initiatief op korte termijn nood­zakelijk zijn. 

 

Eisers hebben derhalve recht en een spoedeisend belang bij de navolgende voorzieningen.


 

 

 

MITSDIEN

 

Het U.E.A. Voorzieningenrechter behage bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voor­raad,

 

Het NOvAA-Bestuur te gelasten op straffe van een dwangsom van 100.000 Euro per dag om de VGC en haar belangrijkste uitvoeringsbesluiten zoals de NVAK, de Periodieke Preventieve Toet­sing en de verplichte VGC-cursussen voorshands niet van toepassing te verklaren voor leden die geen wettelijke controles uitvoe­ren in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure.       

 

Het NOvAA-Bestuur te gelasten op straffe van een dwangsom van 100.000 Euro per keer om geen beroep te doen op enig artikel uit de WAA anders dan art. 10 en art. 24 WAA welk beroep zou kunnen verhinderen dat de ledenvergadering zelfstandig kan besluiten -ongeacht de mening van de voorzitter of een ingehuurde no­taris - om moties c.q verordeningen dan wel amendementen op bestaande verordeningen of nadere voor­schriften in stemming te brengen.

 

Het NOvAA-Bestuur te gelasten, op straffe van een dwangsom van 100.000 Euro per overtre­ding, dat wanneer meer dan 40 leden een vergadering bijeen willen roepen of bijeen roepen, die leden  te faciliteren als volgt:

 

a)     dat die meer dan 40 leden gebruik mogen en kunnen maken van de NAW-gegevens van het ledenbestand van de NOvAA, zodat met alle NOvAA-leden zelfstandig gecommuni­ceerd zal kunnen worden, zowel per post als per e-mail, zonder inmenging van NOvAA- zijde;

b)     dat die meer dan 40 leden de beschikking zullen krijgen over een deel van de NOvAA-web­site en wel middels een banner op de linker zijde van de Home-Page van de NOvAA  en verder dat de door die meer dan 40 leden aangesneden onderwerpen zullen worden geregistreerd en behandeld als ieder ander onderwerp van aandacht, zonder node­loze in­houdelijke en/of technische beperkingen van NOvAA-zijde en

c)     dat alle kosten van die meer dan 40 leden, verband houdende met het organiseren van een extra buiten­gewone ledenvergadering, door NOvAA voor haar rekening zullen moeten worden genomen.

 

                        en tenslotte de NOvAA te veroordelen in de kosten van deze procedure.

 

 

De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder, 

 

 

 

 



PRODUKTIE 1: Bedenkingen (Brief NOvAA d.d. 6 december 2007)

NOvAA

mr. A. de Graaf AA MA

Waterral 8

P21 DX BROEK OP LANGEDIJK

 

Onderwerp: bedenkingen en amendementen                                      Datum: 6 december 2006

Behandeld door: drs. F.A. van Schalk AA                                        Uw referentie:

Doorkiesnummcr: (070) 338 3617                                                    Onze referentie: 06/BST/00167

E-mail: fvanschaik@tnovaa.nl

 

 

Geachte heer De Graaf,

 

Tijdens de Buitengewone Ledenvergadering van 11 december 2006 zal gestemd worden over een aantal ontwerp-verordeningen Deze ontwerp-verordeningen zijn op 7 november jl. in de Staatscourant gepubliceerd en per post aan alle leden gezonden. Op grond van artikel 26 Wet AA kan een ieder gedurende drie weken na deze publicatie zijn bedenkingen tegen een ontwerp-verordcning schriftelijk bij het bestuur van de NOvAA naar voren brengen. Het bestuur dient deze bedenkingen vervolgens ter kennis van de leden te brengen.  Er zijn twee bedenkingen bij het bestuur binnengekomen. Deze bedenkingen alsmede de reactie van het bestuur hierop treft u op het besloten deel van de website van de NOvAA aan in het dossier "Buitengewone Ledenvergadering l! december 2006".

 

Op grond van de Regelen ter uitvoering van de verordening op de ledenvergadering kunnen door leden tot uiterlijk één week voor de ledenvergadering amendementen op ontwerp­verordeningen worden ingediend. Met bestuur heeft (in overleg met het NIVRA en het Ministerie van Financiën) zelf een aantal amendementen opgesteld. Daarnaast zijn bij het bestuur twee amendementen binnengekomen die voldoen aan de in genoemde Regelen gestelde eisen. Deze amendementen (waar nodig voorzien van een reactie van het bestuur) treft u eveneens aan in het op de website opgenomen dossier over de Buitengewone Ledenvergadering.

 

Leden die toezending van de in deze brief genoemde documenten op prijs stellen, kunnen deze via de bestellijn (tel. 070-3383672, e-mail bestelling@.novaa.nl) bij de NOvAA opvragen.

 

Graag hopen wij u te ontmoeten op de Buitengewone Ledenvergadering.

 

Met vriendelijke groet,

Bestuur NOvAA

P.D Bosschart AA, voorzitter.


 
PRODUKTIE 2: Zware kritiek van NOvAA-leden op bestuur

 

15 december 2006

Zware kritiek van NOvAA-leden op bestuur

Afgelopen maandag heeft de NOvAA-ledenvergadering voor de VGC-gestemd. De wijze waarop de stemming is verlopen heeft bij veel leden tot een groot ongenoegen geleid. Niet de uikomst van de stemming, maar de wijze waarop deze tot stand is gekomen maakt veel los bij de NOvAA-leden.

Hieronder treft u een aantal reacties aan:

1.       “Ik wil nog opmerken dat een organisatie die haar leden zware kwaliteitseisen oplegt, gehouden is om zelf ook enige vorm van kwaliteit in acht te nemen bij de interpretatie van dit soort belangrijke stemmingen. Waar is het interne kwaliteitsbeheersingsysteem van het NOvAA-bestuur?”

2.       “Als dit de manier van handelen is van het bestuur van de NOVAA dan schaam ik me lid te zijn van het NOVAA “

3.       “Ik ben zelf niet bij de stemmig aanwezig geweest, maar gezien het verhaal is dit zeer onwAArdig verlopen!”

4.       “Ik maak bezwaar omdat ik van mening ben dat het niet aanwezig kunnen zijn (om ieders moverende redenen), geen reden zou mogen zijn om niet te kunnen stemmen. Desnoods bij volmacht regeling of internet login, maar onze stem kan ons niet onthouden worden door ons te verplichten te verschijnen op de vergadering.”

5.       “Ik ben ook tegenstander van deze regelgeving en zo zullen er met mij nog honderden zijn.”

6.       “Als dit de werkelijke weergave is van hoe de uistlag van de stemming tot stand is gekomen, maak ik bij deze bezwaar.”

7.       “Ik ben niet bij de stemming geweest, maar dit lijkt nergens op. Waar het nog het meest op lijkt is de stemming in de eilandraadsvergadering van het eiland Curacao op 28 november jl. inzake de slotverklaring.”

8.       “De wijze waarop de stemming inzake VGC verliep ontmoet ook bij mij grote bezwaren.”

9.       “Ook ik was teleurgesteld over de manier waarop dit verliep en maak derhalve bezwaar tegen het verloop van de stemming!”

10.   “Ik ben uiteraard voor een democratische uitslag en als dit betekent dat er voor de VGC gestemd wordt dan is dat wat mij betreft akkoord. Helaas ben ik net zo min als heel veel andere collegae daar niet van overtuigd.”

11.   “Met name tegen de wijze waarop het aantal stemmen werd vastgesteld, waardoor geen zekerheid bestaat over de juistheid van de aantallen mede gezien het geconstateerde verschil van 20. Uit zorgvuldigheid hadden minimaal alle stemmen moeten worden geteld en de volledigheid van de stemmen moeten worden vastgesteld.”

12.   “Zou ik aanwezig zijn geweest, had ik tegengestemd. Kennisnemend van het verloop; ik ondersteun het bezwaar. Zoals dit zich heeft afgespeeld; kan niet en mag niet.”

13.   “Ben eigenlijk anderzijds wel blij dat het er nu rumoeriger toegaat. Einde gelatenheid en slaafse volgzaamheid? Ik hoop het. “

14.   “Voor wat het waard is, maak ik bij deze ook bezwaar. “

15.   “Uit alles blijkt dat de NOvAA er alles aan doet een zeer belangrijk item door te drukken. Er is geen enkel behoorlijk overleg met de achterban geweest. Laat de NOvAA een forum openen waar accountants kunnen meedenken over de VGC. De bezwaren en voorstellen van Brenda Westra verdienen veel meer aandacht. “

16.   “Ik heb al bezwaar aangetekend bij het NOvAA-bestuur.
Maar ik steun de actie van harte.”

17.   “Ook ik vind de gang van zaken belachelijk!”

18.   “Ik was niet op de ledenvergadering, dus heb mogelijk geen recht van spreken. Maar het feit dat het bestuur (een deel van) de aanwezige leden niet heeft kunnen overtuigen van de uitslag van de stemming is een absoluut dieptepunt voor onze beroepsgroep. Bonentellers kunnen geen stemmen tellen

19.   Het beeld wat hieruit naar voren komt lijkt op ‘Russische democratie’. Wat een dieptepunt. Ik schaam mij. Zou ik niet verplicht aangesloten zijn bij de NOvAA zou dit een reden zijn om me af te melden als lid. (na de beschamende vertoning zo’n jaar geleden met de ‘opstand’ van het NOvAA personeel, nu dit weer).”

20.   “Naar aanleiding va het artikel en de gang van zaken bij de bijzondere ledenvergadering sluit ik mij van harte aan bij het protest tegen de gang van zaken bij de stemming rond de VGC.
Voorzitter Paul Bosschert (als ik zijn naam goed schrijf) vertoonde licht dictatoriale trekjes en dat kan natuurlijk niet in een democratisch proces.”

21.   “Ook ik maak bezwaar tegen de autoritaire wijze van stemmen. Deze is geheel in lijn met de manier waarop we in de WTA voorlichtingsbijeenkomst te Tilburg werden weggezet door het bestuur.”

22.   “Ik was bij de vergadering aanwezig en was bedroefd om te constateren hoe het bestuur de punten door de strot duwde van de leden.”

23.   “Het verloop van de stemming is het NOvAA onwaardig en ik maar daarom ook bezwaar.”

24.   “Een stemming moet natuurlijk wel georganiseerd verlopen!”

25.   “Ik maak bezwaar tegen het amateuristische verloop van de stemming over de VGC.”

26.   “De VGC heeft AANZIENLIJKE GEVOLGEN. Zo'n stemming is dan ook absoluut ontoelaatbaar! Daarnaast is het belachelijk dat het bestuur niet inhoudelijk ingaat op de reacties inzake de VGC van haar leden! Wie vertegenwoordigt het bestuur dan?”

Reactie NOvAA
In en reactie geeft de NOvAA bij monde van Fred de Vries aan dat “enkele leden hebben gereageerd naar aanleiding van de ledenvergadering”. Geconfronteerd met de reacties die AccountingWEB mocht ontvangen van leden over de ‘onrustige’ vergadering geeft de Vries aan dat “op de vergadering drie keer is gestemd en dat de voorzitter drie keer een meerderheid voor de VGC heeft kunnen vaststellen.”

Er is een groep NOvAA-leden die zich blijkbaar grote zorgen maakt over de VGC en hoe deze verordening is aangenomen. Wat gaat de NOvAA aan deze onrust doen? De Vries geeft aan dat “volgende week er een geplande bestuursvergadering is waarin de evaluatie van deze vergadering aan de orde komt, zoals dit na elke ledenvergadering plaatsvindt”. En verder volgt er “zeker overleg met de groep tegenstemmers”, aldus De Vries.

Actie
De bezwaarprocedure wordt gecoördineerd. Degene die ook bezwaar willen aantekenen kunnen zich hier melden.


AccountingWEB NL  15th December 2006
Categorieën: 
AW.nl Top 3 news, Nieuws Story, Top Nieuws, Beroepsorganisaties
Artikel 1805

Mail this article to a friendMail dit artikel aan een collega Printable versionPrintbare versie

 

Commentaar door gebruikers

Deel jouw mening met andere gebruikers:
voeg je commentaar toe aan dit artikel.

disclaimer
Number of comments: 2


User commentsLeo Leeuwen van , 19 December 2006 @ 12:18 PM  Rating
De handelwijze is in feite in stijd met art. 5 GBR inzake de eer en de stand van ons beroep.
Er was sprake van een ongeorganiseerd verloop van de vergadering. Ook naar de genodigden die niet op hun plaats mochten blijven zitten en zich achter de voorzitter dienden op te stellen (waar ze niet eens konden komen) was het een flater en accountants onwaardig.
Hoe moet je het maatschappelijk verkeer uitleggen dat accountants niet eens kunnen tellen.

 

 


User commentsR. van Steenbergen , 15 December 2006 @ 11:18 AM  Rating
Zorgvuldig handelen
De zorgvuldigheid die accountants in acht (moeten) nemen bij de uitvoering van hun werkzaamheden zou dezelfde moeten zijn die het bestuur dienaangaande hanteert.
Ook bij het vaststellen van de uitslagen van stemmingen op een ledenvergadering.

Bron:

http://www.accountingweb.nl/cgi-in/item.cgi?id=163065&d=1&h=397&f=396&dateformat=%25o%20%25B%20%25Y

 



PRODUKTIE 3: Recapitulatie gang van zaken tijdens de NOvAA-vergadering over de VGC

 

Recapitulatie van de NOvAA-vergadering op 11 december 2006.

1.     Het aantal aanwezige stemgerechtigden is tijdens de stemming niet bepaald, enkel aan het begin van de vergadering. Toen 230.

2.     Er is zeker 1 persoon later binnen gekomen, welke als nog als stemgerechtigde zou moeten zijn opgenomen.

3.     Er waren mensen die twee groene kaarten opstaken, terwijl volmacht niet was toegestaan.

4.     Er waren niet stemgerechtigden in de zaal tussen de andere mensen, ondanks het verzoek van het bestuur om op het podium te komen staan, men schaamde zich om achter hen te moeten staan.

5.     Doordat niet duidelijk was wie er wanneer telde hield niet iedereen permanent de rode kaart omhoog, men dacht dat er al geteld was toen voor hen later bleek dat er nog iemand langs gekomen was. Pas bij de uitslag werd de dubbele telling bekend gemaakt.

6.     Ter hoogte van de scheidingswand achter in de zaal werd door de tweede teller gestopt met tellen, terwijl er wel rode kaarten omhoog waren.

7.     Zowel bij de eerste als de tweede stemming had de voorzitter al zijn oordeel uitgesproken over de uitslag terwijl er met name achterin nog armen omhoog gingen, het ging supersnel.

8.     Er waren minstens 5 personen, die er geen behoefte aan hadden "achter " de voorzitter te gaan staan !! De man die naast mij zat vond het een "shit-vertoning", aldus een lid.

9.     Geconstateerd is van achter uit de zaal dat daar (aan de linker en rechter kant minstens 20 man zaten die niet gestemd hebben) deze vallen dus binnen de blanco stemmen.

10.  Zowel bij der eerste als de tweede stemming had de voorzitter al zijn oordeel uitgesproken over de uitslag terwijl er met name achterin nog armen omhoog gingen, het ging supersnel. Het is zeker dat na de eerste stemming minimaal een tegenstemmer vertrokken is. De uitkomst was immers door de voorzitter bepaald.

11.  De zaal was niet overzichtelijk, veel nissen/uithoeken waar mensen zaten waardoor een goede waarneming van de uitgebrachte stemmen niet mogelijk was.

12.  De niet stem gerechtigden moesten zitting nemen achter het bestuur op het podium, niet is bepaald wat de blanco stemmen waren, maar deze waren aanzienlijk blijkens getuigenissen.

13.  Verschillende mensen verzoeken om stembriefjes in te nemen en te tellen. Afgewezen door bestuur.

14.  Het bestuur heeft duidelijk geuit dat zij voor waren en derhalve niet meer onpartijdig waren.

15.  Twee bestuurders gingen de linkergroep tellen (de nee groep) maar waren dus partijdig.

16.  Alleen de tegenstemmers werden geteld waar door het onmogelijk is om tot een juiste conclusie te kunnen komen.

17.  De voorstemmers werden niet apart geteld

18.  Tijdens de laatste VGC stemming is niet opnieuw bepaald het aantal stemgerechtigden. Het totaal aantal stemgerechtigden is niet/onjuist vastgesteld. Trouwens bij alle stemming is niet bepaald af het aantal stemgerechtigden nog wel 230 was.

19.  Vervolgens rekensom door het bestuur: Totaal aanwezige stemgerechtigden - tegenstemmers = voorstemmers. Deze conclusie kon niet getrokken worden.

20.  Quote van de voorzitter na de tweede keer van kaarten opsteken: “De voorzitter bepaalt de uitslag!”. Artikel 7

21.  Het vaststellen van de uitslag van een stemming geschiedt door de voorzitter van de vergadering. Dit is dus strijdig, en was dus niet waar, waardoor mensen onterecht het idee kregen dat hij de macht had, en niet meer ageerde.

22.  Door het bestuur is niets gezegd over het aantal blanco stemmen.

23.  In het artikel van Accountancynieuws staat dat de leden die zich van stemmen wilden onthouden, achter de voorzitter moesten gaan staan, maar dat klopt niet, want de voorzitter vroeg dat aan de aanwezigen die geen stemrecht hadden.

24.  Er kwam twee keer een nieuwe stemming; zelfs op aandringen van de oude voorzitter. Via de aftreksom 230 - 100 = 130 'voor' werd het voorstel voor de derde keer volgens de voorzitter aangenomen, waarbij hetgeen hiervoor werd genoemd niet mee genomen werd.

25.  In het verleden heeft zich iets soortgelijks voorgedaan, dit is toen opgelost door de kaarten door midden te laten scheuren en de helft in te laten leveren,

26.  Waar ik thuis pas achter kwam, dat de voorstemmers niet geteld zijn, aldus een lid. Dus onduidelijkheid alom.

27.  Er kwam een tegenstemmer aan het woord en stelde dat de marge van 20 ook naar boven kan zijn. M.a.w. 120 tegenstemmers oftewel zeker de helft van het aantal leden.

28.  Deze opmerking was aanleiding voor hilariteit zijdens de voorzitter.

Hiermee was de stemming afgelopen.

Bron:

http://www.accountingweb.nl/cgi-bin/item.cgi?id=162996&d=101&dateformat=%o-%B


PRODUKTIE 4: Ooggetuigenverslag van de stemmingen over de amendementen

 

Aan de recapitulatie van de gang van zaken onder productie 3 kunnen diverse getuigenverklaringen worden toegevoegd dat deze recapitulatie slechts de stemming over de VGC betrof. Deze getuigen zullen kunnen verklaren dat:

 

Er voorafgaand aan de VGC stemming ook gestemd is over de twee amendementen.

1. Het Amendement X-code

2. Het amendement Burocratie.

Dit komt in de getuigenverklaringen onder productie 2 en 3 niet naar voren.  De voorzitter constateerde  na enkele seconden rondkijken in de zaal dat beide amendementen waren verworpen.  Naar de mening van veel ooggetuigen was het volstrekt onmogelijk dit te constateren. Niemand had echter het lef te protesteren.  Pas bij de VGC wist iemand de moed op te brengen op te staan om te protesteren. Pas daarna volgden meer protesten waaraan de voorzitter uiteindelijk toegaf.

 



PRODUKTIE 5: Noviteiten 244, 20 december 2006 (Noviteiten is de digitale nieuwsbrief van de NOvAA)

 

Bestuur evalueert buitengewone ledenvergadering.

In de bestuursvergadering van 19 december jongstleden heeft het Bestuur van de NOvAA de Buitengewone Ledenvergadering geëvalueerd. Het Bestuur is van mening dat de stemprocedure over onderwerpen waar de meningen dicht bij elkaar liggen voor verbetering vatbaar is. Daarom heeft het Bestuur besloten om in dergelijke gevallen voortaan schriftelijk te laten stemmen.
Verder heeft het Bestuur besloten om een werkgroep in het leven te roepen die als opdracht krijgt te onderzoeken in hoeverre de totale regelgeving voor accountants die werkzaam zijn in het mkb kan worden aangepast. Deze opdracht sluit nauw aan bij die van de al bestaande werkgroep van oud-NOvAA-voorzitter Carel Verdiesen AA. Deze laatste werkgroep richt zich specifiek op regelgeving ten aanzien van de samenstellingsopdrachten.
In het voorjaar van 2007 zal de nieuwe directeur van de NOvAA, mr. Anne-Marike van Arkel, samen met een aantal bestuursleden, in een aantal regionale bijeenkomsten kennismaken met de NOvAA-leden. Ze wil zich op deze bijeenkomsten, waarvoor een kleine groep accountants wordt uitgenodigd, informeren over de dagelijkse praktijk en over de rol die de NOvAA daarbij kan spelen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de secretaris van het bestuur, drs. F. van Schaik AA, tel. (070) 338 36 15 of per e-mail:
fvanschaik@novaa.nl.



PRODUKTIE 6: Brief Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2007



PRODUKTIE 7: Vormfouten en partijdigheid

7.a. Mededelingen bestuur strijdig met mededelingen Ministerie van Financiën.

Op de afdelingsvergadering Noord-Holland van de NovAA d.d. 27 november 2006 waarbij het NovAA-Bestuur aanwezig was, stond de VGC op de agenda. Door het toenmalige hoofd Beroepsontwikkeling van de NovAA, de heer Drs. H.Pisart AA, werd gesteld dat de X-Code een duidelijke en helder geschreven code was maar dat het Ministerie van Financien grote bestuursrechtelijke bezwaren zou hebben tegen deze X-Code. Deze stelling werd noch aannemelijk gemaakt noch bewezen. De ter goedkeuring voorgelegde notulen van de vergadering van 27 november 2006, werden tijdens de afdelingsvergadering van 22 januari 2007 integraal afgekeurd omdat deze geen getrouw beeld gaven van het werkelijk besproken op deze vergadering.  

Omdat er geen gearresteerde notulen zijn worden de opmerkingen van de heer Drs. H.Pisart AA gestaafd door een brief van mevrouw T. Mulder AA.  Zie productie 7.

 

 

Tijdens een bespreking op 2 februari 2007 op het Ministerie van Financien met de heer Dr. B. Ter Haar en Mevrouw Mr. J.F.M. Pouw werd ontkend dat het Ministerie bestuursrechtelijke bezwaren zou hebben geuit tegen de X-Code. Als getuigen waren daarbij aanwezig mevrouw B. Westra RA en de heren A. De Graaf AA en C. Spil RA.   


 


7.b. Vooringenomenheid Bestuur NOvAA.

Op donderdag 30 november 2006 telefoneerde C.B.A. Spil RA met de heer ter Harmsel AA, bestuurslid van de NOvAA, om hem mede te delen dat er morgen een gesprek plaats zou vinden met W.van Wijngaarden, voorzitter Nivra, over een oplossing zonder confrontatie voor het probleem dat het Nivra de X-Code niet op de agenda van de ledenvergadering Nivra wilde plaatsen en ook niet als amendement op de VGC wilde behandelen. De heer ter Harmsel reageerde daarbij,  volgens de bewoordingen in een email van 30 november van C.B.A. Spil aan een aantal voorstanders van de X-Code, zeer confronterend. Zie productie 7.b.1.   Zakelijk gezien deelde de heer ter Harmsel mede dat NOvAA de X-Code ook niet op de agenda wilde plaatsen maar na veel moeite uiteindelijk accepteerde dat NOvAA de bedenking in de vorm van een stemoproep wel gaat verzenden na enkele technische aanpassingen.

 

Op vrijdag 1 december bevestigde de heer ter Harmsel AA per email dit telefoongesprek maar voegde daaraan een aantal extra eisen toe over ingebrachte bedenking in de vorm van een stemoproep. Zie productie 7.b.2. Die eisen waren: geen subjectieve elementen en geen stemoproep. Inzake de X-Code zelf was de enige mededeling dat het NOvAA-Bestuur zelf de X-Code niet als amendement zal inbrengen ter vergadering.

 

Uit een e-mail van zondag 3 december 12.54 uur blijkt de verwarring bij en de dwangpositie waarin de voorstanders van de X-Code zijn gebracht over de vraag welke betekenis gehecht moest worden aan de mondelinge uitlatingen van de heer ter Harmsel AA de X-Code niet in stemming te willen brengen en hoe daarmee om te gaan. Zie productie 7.b.3.

 

Uit een e-mail van zondag 3 december 23.05 uur verstuurt C.B.A. Spil RA een mail waarbij gevoegd de bedenking in de vorm van een stemoproep (Uw stem voor de alternatieve X-Code). Zie productie 7.b.4. Hij brengt daarbij zijn gerechtvaardigde vrees tot uitdrukking over de vooringenomenheid van het NOvAA-Bestuur en waarschuwt voor de gevolgen.  

 

Op dat moment gaan de voorstanders van de X-Code er nog steeds van uit dat het NOvAA-Bestuur, net als Nivra, zal weigeren de X-Code in stemming te brengen.  Dat blijkt onder meer uit een e-mail van diezelfde zondag. Zie productie 7.b.5.  Daarin is opgenomen een bijlage in de vorm van een mailing-brief te verzenden aan ruim 500 zelfstandige AA-kantoren waarin in de laatste alinea opnieuw wordt bevestigd dat het NOvAA-Bestuur de X-Code niet op de agenda te zetten.  Die mailing-brief is effectief op 5 december verzonden.   Zie productie 7.b.6.

 

Uit een schrijven van 6 december van de NOvAA aan al haar leden over de ingebrachte bedenkingen is nog steeds niet duidelijk of het NOvAA-Bestuur de X-Code wel of niet op de vergadering in stemming wil laten brengen. Zie productie 7.c.1. Dat bleek uitsluitend uit de later op de NOvAA-website gepubliceerde agenda van de ledenvergadering. 

 

Bovenstaande voorvallen maken niet alleen de vooringenomen wijze van optreden van het NOVaa-Bestuur duidelijk. Dit optreden maakt ook duidelijk dat de voorstanders van de X-code op achterstand zijn gebracht waardoor zij onvermijdelijk onjuiste informatie gaven naar de NOvAA-leden.     

 


  


7.c. Vormfouten

Artikel 26 lid 1 WAA bepaald: 

1.       De ontwerpen van verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze openbaar gemaakt. Een ieder kan gedurende drie weken na de openbaarmaking van een ontwerp bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren brengen. Het bestuur brengt de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden.

 

Het NOvAA-Bestuur heeft een brief aan alle leden doen uitgaan met als onderwerp ‘bedenkingen en amendementen’.  Zie produktie 1: Bedenkingen (Brief NOvAA d.d. 6 december 2007). Het grootste gedeelte van die brief gaat over amendementen.  In die brief wordt voor de inhoud van die bedenkingen en amendementen verwezen naar de website van NOVAA. De vraag komt op of die wijze van publicatie van de bedenkingen wel voldoet aan het hierboven geciteerde wettelijk voorschift.  

 

Op de betreffende pagina van de website werden de beide bedenkingen inderdaad gepubliceerd. Het betrof a. Uw stem voor de Alternatieve Gedragscode en b. de X-Code. Daarnaast werd echter door het NOvAA veel aandacht gevraagd voor het NOvAA-commentaar op die beide bedenkingen.  Het NOvAA-commentaar is opgenomen in produktie 7.c.1.  Om de portee van dat NOvAA-commentaar goed te kunnen begrijpen is naast veel materiekennis ook een diepgaande analyse nodig van zowel de tekst van de beide bedenkingen als de tekst van het NOvAA-commentaar. Daarom volstaan wij hieronder met een verkort commentaar op het NOvAA-commentaar.  Daaruit blijkt al dat het NOvAA-commentaar eenzijdig en vooringenomen is. Het simpele bewijs hiervoor wordt al geleverd door het slot van het NOvAA-commentaar dat eindigt met: Laat uw stem horen!  

 

De bedoeling van de wetgever in art. 26 lid 1 WAA is om te bevorderen dat iedere betrokken zich een objectief oordeel kan vormen over de merites van voorgestelde regelgeving. Door de wijze van publicatie alsmede de bijbehorende voorlichting van het NOvAA, is naar onze mening aan de eis van art. 26 lid 1 WAA niet voldaan en is er derhalve sprake van een vormfout.

 

VERKORT COMMENTAAR OP NOVAA-COMMENTAAR (opgenomen in produktie 7.c.1.)

  1. Bedenking: Uw stem voor de Alternatieve Gedragscode

1)     Het NOvAA-commentaar stelt dat er feitelijk niet zoveel veranderde. Daarmee wordt geheel voorbijgegaan aan het feit dat onder de oude regelgeving er twee opties waren voor leden die niet als openbaar accountant wensten op te treden. De ene optie was het weglaten van de titel, de tweede optie was het vermelden ‘geen accountantscontrole toegepast.’   In de VGC zijn deze beide opties weggevallen waardoor alle regelgeving voor openbare accountants in een groot aantal geheel onduidelijke gedefinieerde situaties op alle leden van toepassing werd. Daardoor werd een veel gehanteerde praktische oplossing opgeheven die veelvuldig werd benut zowel door accountantskantoren met uitsluitend samenstellingsopdrachten en advies als door niet certificerende AA's of accountants in business als actieve post-actieven.

2)     De beschuldiging in het NOvAA-commentaar dat sprake is van een ernstig misverstand waar in de bedenking gesteld wordt dat de AA-titel door veel leden als opleidingstitel wordt gezien is onterecht.  Die beschuldiging vermengt ten onrechte de beleving van veel leden van hun AA-titel als opleidingstitel met de wettelijke regels die juist door de komst van de VGC knellend en onduidelijk werden.

 

  1. Bedenking: X-Code

1)     Het NOvAA-commentaar stelt ten onrechte dat de X-code geen uitwerking geeft van de regelgeving, toegespitst op interne en overheidsaccountants. Hier is sprake van misleiding in het NOvAA-commentaar. Bij onderzoek zou zijn gebleken zijn dat de oplossing in de X-Code voor interne en overheidsaccountants beter aansluit bij de IFAC-code of Ethics die interne en overheidsaccountants plaatst in categorie C en niet in B zoals de VGC dat ten onrechte doet.

2)     Het NOvAA-commentaar stelt dat de X-code, met uitzondering van de bepaling inzake nadere voorschriften onafhankelijkheid, geen koppeling bevat naar nadere voorschriften. Opgemerkt zij dat deze koppeling welbewust is uitgesloten maar alleen voor de categorie C in de VGC. Door deze beperking niet te vermelden en evenmin te vermelden dat het weglaten van deze koppeling bij categorie C in de VGC bedoeld was om onnodige regelgeving te voorkomen voor accountantskantoren met uitsluitend samenstellingsopdrachten en advies, niet certificerende AA's, accountants in business en actieve post-actieven, is dit NOvAA-commentaar misleidend en bevooroordeeld.

3)     Het NOvAA-commentaar stelt zonder nadere bewijsvoering dat noodzakelijke nuanceringen en toelichtingen, die in de complexe en veelvormige praktijk van belang zijn voor zowel het beroep als het maatschappelijk verkeer voor een juist begrip van de voorschriften, ontbreken in de X-Code. Door het ontbreken van bewijsvoering ter zake en het weglaten van de aanvullende mededeling dat de VGC circa 60 pagina’s bevat en de X-Code circa 10, is dit NOvAA-commentaar misleidend en bevooroordeeld.   

4)     Het NOvAA-commentaar stelt zonder nadere bewijsvoering dat de X-code strijdig is met de Code of Ethics van IFAC en het Assurance framework van IFAC, zowel qua reikwijdte als qua inhoud en vormgeving.   Dit commentaar gaat voorbij aan het feit dat in het voorwoord van de X-Code wordt gesteld zuiver gebaseerd te zijn op de Code of Ethics en als bewijs daarvan alle gedetailleerde verwijzingen ter zake toevoegt die bij de VGC geheel ontbreken. 

5)     Het NOvAA-commentaar stelt zonder nadere bewijsvoering dat de in de X-Code voorgestelde keuze tussen samenstellingsverklaring en samenstellingsrapport leidt tot verwarring bij de gebruikers van de samengestelde jaarrekening. De samenstellingsverklaring komt tot stand onder de ook nu gebruikelijke regelgeving, terwijl voor het samenstellingsrapport geldt: vrijheid, blijheid. Door het ontbreken van enige bewijsvoering ter zake en het weglaten van de aanvullende mededeling dat onder het oude GBR-regime er meerdere praktische opties bestonden om niet onder de regelgeving voor openbare accountants te vallen, is dit NOvAA-commentaar misleidend en bevooroordeeld.

 

Tenslotte stelt het NOvAA-commentaar dat de bedenking er ten onrechte van uitgaat dat het NOvAA-Bestuur heeft besloten geen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om stemmen per volmacht mogelijk te maken en de indieners van de bedenking daarmee een lacune in hun kennis verraden.  Feit is dat de indieners van de bedenkingen als verstandige burgers er inderdaad van uitgingen dat het NOvAA-Bestuur deze wettelijke mogelijkheid wel zou benutten. De suggestiviteit van het woord ‘lacune in hun kennis’ verraadt vooral de bevooroordeelde wijze van voorlichting van het NOvAA.  


PRODUKTIE 7.c.1: Toelichting NOvAA op bedenkingen

Reactie op bedenking: "Uw Stem voor de Alternatieve Gedragscode"
In deze bedenkingen worden voor verschillende groepen leden problemen aangegeven die veroorzaakt zouden worden door de VGC.
 
A. Accountantskantoren met uitsluitend samenstellingsopdrachten en advies.
 
Accountants die uitsluitend samenstellingsopdrachten uitvoeren en MKB-cliënten adviseren vallen volgens de bedenkingen in groep B1, dienen € 1340 contributie te betalen en zijn onderworpen aan de (zwaarste) PE-verplichting.
 
Opvallend is, dat de indieners van deze bedenkingen volledig voorbij gaan aan de bestaande regelgeving en de door de VGC veroorzaakte veranderingen hierin. Op dit punt verandert nauwelijks iets. De meeste AA's die uitsluitend samenstellingsopdrachten uitvoeren en MKB-cliënten adviseren vallen onder de huidige regelgeving ook onder de regelgeving voor openbaar accountants, betalen de hoogste contributie en zijn onderworpen aan de (zwaarste) PE-verplichting.
 
Daarnaast vallen nu AA's, die niet in hetzelfde kantoor maar wel onder gemeenschappelijke naam samenwerken met openbaar accountants, maar bijvoorbeeld alleen maar als belastingadviseur werkzaam zijn, in de categorie openbaar accountants. Door het wegvallen van de voorschriften met betrekking tot het samenwerken onder gemeenschappelijk naam worden deze AA's accountant met overige opdrachten. Voor hen levert de VGC dus een verlichting van hun situatie op.
 
Slechts voor een kleine groep leden betekent de wijziging een verzwaring. Deze leden hebben er bewust voor gekozen zich niet als openbaar accountant te profileren en hun werkzaamheden te verrichten vanuit een administratiekantoor om zich op die wijze te onttrekken aan de toetsing, niet te vallen onder de regelgeving voor openbaar accountants, minder contributie te hoeven betalen en niet te hoeven voldoen aan de verplichting tot permanente educatie. Deze groep van naar schatting enkele tientallen leden zal of toetreden tot de groep openbaar accountants net als de 4.500 leden, die al in deze groep zitten, of zich laten uitschrijven.
 
B. Niet certificerende AA's of accountants in business
 
1. Het onderscheid tussen overige opdrachten en aan assurance verwante opdrachten zou niet duidelijk zijn en wordt gebracht als ware het een nieuw begrip.
 
Ook de huidige regelgeving kent in de RAC  het begrip aan assurance verwante opdrachten. Dit heeft tot op heden weinig onduidelijkheden opgeleverd. Mocht er in de toekomst blijken dat er op punten onduidelijkheid bestaat, dan zal het bestuur daarin voorzien.
 
2. Alle actieve post-actieven zouden, ongeacht hun inkomen onder groep B3 (accountants met overige opdrachten) vallen.
 
Zowel onder de huidige regelgeving als onder de VGC zijn "actieve post-actieven" "actieven" die afhankelijk van hun bezigheden (onder de huidige regelgeving ook: de wijze waarop zij zich presenteren) in een bepaalde groep vallen en zich aan de daarvoor geldende regelgeving dienen te houden. De hoogte van het inkomen speelt daarbij geen rol. Mocht echter de contributie van het desbetreffende lid hoger zijn dan 4% van het bruto-jaarinkomen dan bestaat zowel onder de huidige als onder de nieuwe regelgeving op grond van de Algemene Contributieverordening een mogelijkheid tot vermindering van de contributie.
Overigens heeft het bestuur een amendement ingediend dat ertoe strekt de contributie voor AA's met overige opdrachten te verlagen tot € 275,00.
 
3. Aangevoerd wordt dat AA's in deze categorie vaak snel wisselende activiteiten hebben, waardoor zij steeds in een andere contributiegroep en onder andere regelgeving zouden vallen.
 
Dit is inderdaad iets nieuws. Onder de huidige regelgeving heeft de AA geen keuze en valt door de wijze, waarop hij zich bekendmaakt, voor al zijn werkzaamheden in de zwaarste voor hem geldende regelgeving. Onder de VGC moet de AA voor iedere opdracht de daarbij behorende regelgeving toepassen. Maar indien men het als storend ervaart om afhankelijk van de opdracht onder andere regelgeving te vallen, staat het de betreffende persoon vrij te besluiten zich continue aan de "zwaarste" regelgeving te conformeren.
 
4. Gesteld wordt dat nobele activiteiten tegen geringe vergoeding * zoals stichtingsvoorzitter of commissaris * worden belast met een contributie van 475 euro per jaar of zelfs € 1340 en de hoogste PE-verplichtingen als men hierdoor kwalificeert als openbaar accountant.
 
Ook onder de huidige regelgeving kan de stichtingsvoorzitter of commissaris onder omstandigheden aangemerkt worden als openbaar accountant. Dit hoeft echter niet het geval te zijn, zo ook onder de VGC. Slechts wanneer het uitoefenen van de functie van stichtingsvoorzitter of commissaris valt aan te merken als het voor een cliënt bedrijfsmatig verrichten van een professionele diensten, anders dan assurance- en aanverwante opdrachten zal de desbetreffende AA vallen onder B3 van de VGC. Veelal zal de desbetreffende AA aan te merken zijn als accountant in business. 
 
C. Actieve "post-actieven"
 
Gesteld wordt dat de VGC kiest voor de AA-titel als beroepstitel terwijl vele post-actieven de AA-titel als een zuivere opleidingstitel beschouwen.
 
De Wet AA bepaalt ondubbelzinnig dat slechts degene die ingeschreven is in het register gerechtigd is tot het voeren van de titel Accountant-Administratieconsulent. Dat de AA-titel een opleidingstitel zou zijn berust derhalve op een ernstig misverstand.

Reactie NOvAA op bedenking: " Alternatieve gedragscode "
Wij concluderen om de volgende redenen, dat de X-code zowel wat de betreft de inhoud als de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen, die aan een verordening gedragscode moeten worden gesteld:
 
- De code geeft geen uitwerking van de regelgeving, toegespitst op interne en overheidsaccountants, zoals vervat in hoofdstuk B2 van de Ontwerp-Verordening Gedragscode. Dit is een wezenlijke omissie omdat deze accountants in Nederland veelvuldig controle- en overige assuranceopdrachten uitvoeren.
- De code bevat, met uitzondering van de bepaling inzake nadere voorschriften onafhankelijkheid, geen koppeling naar nadere voorschriften. Hierdoor ontbeert regelgeving inzake controle- en overige standaarden, permanente educatie en kantoor- en afdelingsvereisten een wettelijke grondslag.
- Door een veelheid van andere, soms op de GBR gebaseerde definities en korte teksten mist de code noodzakelijke nuanceringen en toelichtingen, die in de complexe en veelvormige praktijk van belang zijn voor zowel het beroep als het maatschappelijk verkeer voor een juist begrip van de voorschriften. 
- De code is strijdig met de Code of Ethics van IFAC en het Assurance framework van IFAC, zowel qua reikwijdte als qua inhoud en vormgeving.
- De voorgestelde keuze tussen samenstellingsverklaring en samenstellingsrapport leidt tot verwarring bij de gebruikers van de samengestelde jaarrekening. De samenstellingsverklaring komt tot stand onder de ook nu gebruikelijke regelgeving, terwijl voor het samenstellingsrapport geldt: vrijheid, blijheid. Aan het samenstellingsrapport wordt geen enkele eis gesteld. De opmerking dat een werkprogramma wordt opgesteld is een wassen neus, indien de naleving van het werkprogramma op geen enkele wijze voorgeschreven is en/of bewaakt wordt.
 
Laat uw stem horen!
 
Gesteld wordt, dat het NOvAA-Bestuur heeft besloten geen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om stemmen per volmacht mogelijk te maken.
 
Deze opmerking verraadt een lacune in de kennis, die de opstellers van de bedenking hebben op het gebied van de NOvAA-regelgeving. Stemmen bij volmacht is al jaren lang niet toegestaan bij de NOvAA. De Ledenvergadering heeft dat op 13 juni 2005 weer bevestigd in de wijziging van de Verordening op de ledenvergadering. Op blz. 9 van de Vergaderstukken 2005 is deze wijziging uitvoerig toegelicht.

PRODUKTIE 8: Onduidelijke definitie openbaar accountant

 

De kern van het probleem schuilt in de definitieparagraaf onder a van de VGC:

a. aan assurance verwante opdrachten: de opdracht tot het samenstellen van financiële informatie en de opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden;

 

Door de samenhang met een aantal andere definities in deze definitieparagraaf van de VGC, wordt iedere accountant-administratieconsulent een openbaar accountant als hij een opdracht uitvoert tot het samenstellen van financiële informatie of tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden.  

 

Mocht de argeloze lezer hopen dat in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden een nadere definitie van deze begrippen te vinden zou zijn, wordt hij teleurgesteld.

 

Allereerst is er het terminologieprobleem want met ingang van 26 januari 2007 zijn de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (RAC) omgezet in Controle- en overige standaarden (COS) en gelijktijdig geactualiseerd.

 

In de RAC is een Verklarende woordenlijst opgenomen die in de COS ontbreekt. 

  1. RAC:  Opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden(Agreed-upon procedures engagement) - Een opdracht waarbij de accountant die werkzaamheden verricht die hij, de huishouding en mogelijke andere belanghebbenden zijn overeengekomen en rapporteert over feitelijke bevindingen. De ontvangers van het rapport trekken daaruit hun eigen conclusies. Het rapport is uitsluitend bestemd voor partijen waarmee de te verrichten werkzaamheden zijn overeengekomen, aangezien anderen die niet op de hoogte zijn van het doel van de werkzaamheden, de resultaten onjuist kunnen interpreteren (Richtlijn 4400, paragraaf 4, 5 en 6). 
  2. COS: Hier ontbreekt een definitieparagraaf naar het dichtste dat komt bij een definitie is de volgende tekst: Een opdracht tot het verrichten van specifieke werkzaamheden omvat veelal het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden met betrekking tot afzonderlijke aspecten van financiële gegevens (bijvoorbeeld crediteuren, debiteuren, aankopen bij verbonden partijen en de verkopen en resultaten van een onderdeel van de entiteit), een deel van de jaarrekening (bijvoorbeeld de balans) of zelfs een geheel financieel overzicht.

 

Uit bovenstaande blijkt dat het begrip ‘openbaar accountant’ en de daarmee verbonden publieke functie volstrekt onduidelijk is gedefinieerd.  Een accountant kan zelf onmogelijk meer bepalen met deze vage termen wanneer hij openbaar accountant wordt.  Als gevolg daarvan kan ook niet meer bepaald worden welke regelgeving op hem van toepassing is. Dientengevolge is ook voor het publiek onduidelijk wanneer iemand de publieke functie van openbaar accountant uitoefent.   Deze rechtsonzekerheid klemt des te meer omdat de term openbaar accountant als zodanig soms ook in andere wetgeving wordt gehanteerd. Deze rechtsonzekerheid moet gecombineerd worden met het gegeven dat de VGC toelaat dat organisaties zich kunnen tooien met de naam van een groot openbaar accountantskantoor en ook zichtbaar deel uitmaken van hun netwerk, aan geen enkele accountancy-regelgeving onderhevig is. Zie daarvoor ook de punten 16),  17), 18), 19) en 20) in de dagvaarding.  De verwarring voor het publiek is daarmee compleet. 

 

Als iemand openbaar accountant is, zijn een groot aantal regels ook van toepassing op organisaties waar een accountant werkzaam is zonder dat die organisaties zich als accountantsorganisaties (willen) presenteren. Bijvoorbeeld belastingadvies, interim-management, advocatuur, juridisch advies bijv. inzake corporate governance, management consultancy etc.  Zie daarvoor ook de punten 16),  17), 18), 19) en 20) in de dagvaarding.  Dit versterkt de rechtsonzekerheid voor alle werknemers bij die organisaties en de cliënten van die organisaties.

 


PRODUKTIE 9:  Brief WMO aan NOvAA-Bestuur d.d. 15-4-2007 inzake overleg

Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg        Postbus 342        2800 AH  GOUDA

Bestuur van de Nederlandse Orde van

Accountants‑Administratieconsulenten

Postbus 84291

2508 AG  DEN HAAG

 

Fax 070‑3512836

Gouda, 17 april 2007

Betreft: Bespreking 11 april 2007

 

Geacht bestuur,

 

Naar aanleiding van de bespreking op 11 april 2007 ten kantore van de NOvAA geven wij hieronder graag een nadere uiteenzetting.

 

Stichting WMO

De Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg heeft ten doel om de belangen van accountants te ondersteunen middels overleg met diverse instanties en eventueel waar nodig via juridische wegen. De stichting is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Rotterdam, dossiernummer 24408984. Het bestuur bestaat uit zes accountants (AA/RA). Daarnaast kent de stichting diverse commissies voor de uiteenlopende onderwerpen binnen de accountancy met daarnaast een kerngroep voor het beleid in algemene zin. Op het internet kunt u ons vinden onder www.wakkereaccountant.nl.

 

Algemene ledenvergadering 11 juni 2007

Naar aanleiding van de bespreking op 11 april 2007 waarvoor u ons heeft uitgenodigd, delen wij u onderstaand onze weergave van de feiten, de verschillende interpretaties over de gevolgen van deze feiten en onze conclusies mede.

 

Inzake de feiten

A. Op 29 januari 2007 en op 24 februari zijn er door meer dan 40 leden twee    maal schriftelijk verzocht een bijzondere ledenvergadering bijeen te roepen    met als te behandelen onderwerpen dezelfde als die behandeld in  de ledenvergadering van 11 december 2006.

 

B. Daarnaast zijn op initiatief van de Stichting WMO rechtsgeldig door meer    dan 4 leden drie onderwerpen aangedragen ter behandeling op de eerstkomende    ledenvergadering via amendementen op bestaande regelgeving.


Vervolg brief aan Bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants‑Administra- tieconsulenten, Postbus 84291, 2508 AG  DEN HAAG d.d. 17 april 2007    2 van 3

1. Ontwerp‑Verordening op de vakgroepen en daarmee samenhangend een ontwerp    tot Wijziging van de Verordening  op  het Bestuur en een ontwerp tot Wijziging van de Regelen ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering;

2. Amendement op de VGC (Minimumcondities);

3. Amendement op de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing;

 

C. Vervolgens zijn op initiatief van de Stichting WMO enkele leden als    bestuurslid (waarvan een als voorzitter) voorgedragen door meer dan de  vereiste vijfentwintig leden.

Voorzover wij kunnen nagaan worden deze feiten door het NOvAA-bestuur niet ontkent.

 

Verschillende interpretaties over de gevolgen van bovenstaande feiten

A. In uw brief d.d. 27 maart 2007, uw referentie 07/BST/00050, stelt u dat de agendapunten waarover door meer dan 80 leden twee maal verzocht is een bijzondere ledenvergadering bijeen te roepen, identiek zijn aan de agendapunten van de vergadering van 11 december 2006 waarover rechtsgeldig gestemd zou zijn. Om die reden wenst u geen nieuwe ledenvergadering bijeen te roepen. Het WMO-bestuur is allereerst van mening dat er op 11 december 2006 geen rechtsgeldig besluit is genomen. Ten tweede is het WMO-bestuur van mening dat het NOvAA bestuur handelt in strijd met de Wet op de Accountants‑administratie consulenten door een twee maal herhaald verzoek van steeds ruim 40 (verschillende) leden om een buitengewone ledenvergadering bijeen te roepen niet zonder meer te honoreren. In de bespreking van 11 april 2007 heeft het NOvAA‑bestuur daarboven op gesteld dat de leden geen recht van initiatief hebben. Het WMO‑bestuur is daarentegen van mening dat nergens blijkt dat de ledenvergadering geen recht van initiatief zou hebben. Integendeel, art. 10 van de Wet op de Accountants‑administratieconsulenten geeft wel degelijk een recht van initiatief via een gezamenlijk verzoek van meer dan 40 leden. Gecombineerd met artikel 24 van de van de Wet op de Accountants‑administratieconsulenten dat aangeeft dat de ledenvergadering de verordeningen maakt die zij ten behoeve van een goede uitoefening van haar taak noodzakelijk oordeelt, staat dit recht van initiatief naar de mening van het WMO-bestuur onomstotelijk vast. Voorzover nog twijfel over deze interpretatie zou kunnen bestaan zou de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen NOvAA daarover dienen te besluiten.

 

B. In de bespreking van 11 april 2007 heeft het NOvAA‑bestuur aangegeven dat de drie onderwerpen aangedragen ter behandeling op de eerstkomende ledenvergadering via amendementen op bestaande regelgeving niet in behandeling genomen kunnen worden omdat het NOvAA‑bestuur de betreffende verordeningen niet op 11 juni 2007 als agendapunt aan de orde wil stellen. Dit op één uitzondering na wat betreft de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing. Het WMO-bestuur daarentegen is van mening dat weliswaar art. 8 van de Regelen ter
Vervolg brief aan Bestuur van de Nederlandse Orde van Accountants‑Administra- tieconsulenten, Postbus 84291, 2508 AG  DEN HAAG d.d. 17 april 2007    3 van 3

Uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering aangeeft dat de leden bevoegd zijn amendementen op een ontwerp‑verordening in te brengen maar dat dit geenszins impliceert dat de ledenvergadering als hoogste orgaan binnen NOvAA niet bevoegd zouden zijn ook amendementen in te brengen op bestaande verordeningen. Tenslotte zijn de Regelen ter Uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering tot stand gekomen op grond van een bestuursmandaat van de ledenvergadering krachtens art. 24 lid 5 van de Wet op de Accountantsadministratieconsulenten. Dit mandaat kan de ledenvergadering op ieder moment wijzigen dan wel intrekken. Het is uiteraard ook mogelijk via art. 10 van de Wet op de Accountants‑administratieconsulenten deze verordeningen als ontwerp op de agenda te plaatsen. Dat zou echter het summum van een dan kennelijk door het NOvAA‑bestuur gewenste bureaucratie impliceren omdat tegelijkertijd het recht van initiatief door het NOvAA‑bestuur wordt ontkend.  

 

C. In de bespreking van 11 april 2007 heeft het NOvAA‑bestuur aangegeven, overigens onder een juridisch voorbehoud, dat het niet mogelijk zou zijn een nieuw bestuurslid tevens als voorzitter te laten benoemen. Het WMO-bestuur is van mening dat de regelgeving zich daartegen geenszins verzet. Voorzover daar anders over geoordeeld zou kunnen worden zou de ledenvergadering daarover kunnen beslissen.

 

Onze conclusies

Het WMO‑bestuur betreurt het ten zeerste dat het bestuur van de NOvAA niet bereid lijkt te zijn alsnog een ledenvergadering te beleggen conform het gedane verzoek van ruim 80 leden, het recht van initiatief ontkent, de gevraagde amendementen niet in behandeling wil nemen en alleen een voorzitter wil laten benoemen uit de reeds eerder gekozen bestuursleden. Wij verzoeken u met nadruk uw standpunten te heroverwegen en ons daarover schriftelijk te berichten uiterlijk voor 28 april 2007. Een eventuele behandeling, mits conform onze wensen, in de algemene ledenvergadering van 11 juni 2007 hoeft wat het WMO‑bestuur betreft geen bezwaar te zijn. Wij behouden ons alle rechten voor.

 

Memo

Bijgesloten treft u ten overvloede een kort memo inzake de door ons voorgestelde minimumcondities.

 

Met vriendelijke groeten,

 

Stichting Werkgroep Minnelijk Overleg

namens deze,

Paul A. van Ginkel AA

secretaris