Aanvulling c.q. rectificatie van mededelingen van het Nivra-Bestuur
ü
Het SWA-Bestuur brengt het volgende in herinnering. Meer dan 40 leden hebben vorig jaar drie weken voor de ledenvergadering van 14 december 2007, tijdig twee alternatieve verordeningen ingebracht over de VGC en PE met een verzoek die op de agenda van de gewone ledenvergadering te plaatsen. Het Nivra-Bestuur heeft het antwoord eerst laten liggen tot na de ledenvergadering. Vervolgens is dit verzoek met een beroep op het ontbreken van het recht van initiatief effectief verhinderd!
Ook zogenaamde 0-amendementen mochten niet in stemming worden gebracht want dat was een voorrecht dat alleen aan het Bestuur toekwam. In het kader van het "due process" zijn de bedenkingen ter zake zodanig aan alle leden gecommuniceerd dat niemand zich meer kon voorstellen hoe de bedenkers een dergelijke bedenking hadden kunnen bedenken, laat staan dat er ruim 40 bedenkers waren.
De voorzitter van Finad concludeerde na afloop dat "het mischien toch beter is deze code terug te laten komen zodat er toch een goed gedragen besluit tot stand kan komen."
Een oud-voorzitter van Nivra merkte hierover op dat "De nieuwe gedragscode is, in tegenstelling tot voorstellen uit het verleden, niet tot stand gekomen na een gedegen proces van beraadslaging."
In de ledenvergadering van februari 2007 weigerde de voorzitter nog tot twee keer toe een motie Koolman over het recht van initiatief in stemming te brengen zonder goede redenen. Er moest een kort geding aan te pas komen waardoor nu moties van meer dan 40 leden met verordeningen en gewone moties (waarschijnlijk) wel in stemming gebracht kunnen worden.
Tegelijk maakt het Nivra-Bestuur een nieuwe Verordening op de Ledenvergadering waarin de leden helemaal monddood worden gemaakt!
Nu 10 nieuwe bestuursleden door meer dan 90 leden worden voorgesteld om democratie en vernieuwing binnen Nivra te bereiken, probeert het Nivra-Bestuur zelfs met discutabele argumenten hun benoeming te verhinderen!
Op verzoeken van de SWA om toezeggingen gedaan tijden het kort geding te respecteren via een link op de Nivra-site en opname in de Nivra-Nieuwsbrief, komt geen antwoord!
Schriftelijk vastliggende toezeggingen van Nivra om zorg te dragen voor verspreiding van berichten van de SWA en dat sprake zou zijn van een goede informatievoorziening, worden
niet nagekomen!
Wie praat er over zorgvuldigheid en "due process"?
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover het volgende op. De Wet op de Registeraccountants stamt uit de 60-er jaren toen er nog slechts een beperkte groep controlerende accountants bestond.
De gedachte dat Nivra's belangrijkste taak ligt bij de rol van de openbare accountant was relevant in de jaren 60 maar niet meer anno 2008 met slechts een kleine minderheid controlerende accountants onder volledig toezicht van de AFM. Hooguit 2000 op een totaal van 14.000. Voor die kleine 2000 resteert voor Nivra nog slechts de taak om voor controlerende accountants de Ifac-standaards te vertalen. Dat kunnen de grote kantoren en de AFM efficienter zelf doen. Via de publieke status is er echter een koppeling ontstaan tussen de opleidingstitel en beroepstitel.
Daar is op zich niets mis mee. Echter, door het overwicht van controlerende accountants(lees Big-Four) maakt Nivra onvoldoende duidelijk aan het maatschappelijk verkeer dat Nivra staat voor vele soorten accountants, het beste dat in Nederland op financieel gebied te krijgen is. Niet alleen controleurs maar accountants voor velerlei soorten nuttige taken en specialismen. Allemaal met een rechte rug, goed opgeleid en deskundig op het vakgebied waarin ze opereren.
Zou dat niet de nieuwe uitdaging van Nivra moeten zijn? Of wil Nivra blijven voortsudderen op gedachten uit de 60-er jaren?
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover het volgende op. Er is bijna geen sprake meer van zeggenschap van Nivra over het controlerende beroep. De controlerende taak en daarmee die zeggenschap is vrijwel geheel door de AFM overgenomen.
De WRA art. 1 lid 3 tweede volzin geeft Nivra alleen tot taak een goede beroepsuitoefening te bevorderen van bij AFM ingeschreven leden en accountantsorganisaties.
Diezelfde taak heeft Nivra volgens WRA art. 1 lid 3 eerste volzin ook al voor alle accountants. De SWA stelt voor die taak in overwegende mate uit te besteden aan de vakgroepen.
Begrijpt u waarom het Nivra-Bestuur denkt nog wat te zeggen te hebben over het controlerende beroep en waarom Nivra dat niet graag zoveel mogelijk aan de vakgroep voor het controlerende beroep Opak wil overlaten?
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover het volgende op. Conform toezeggingen gedaan tijdens het kort geding, heeft de SWA op 7 november 2007 verzocht de volgende mededeling in de eerstkomende nieuwsbrief van Nivra te plaatsen:
Ook bij de recente mededelingen van Nivra dat het onderwerp "kamerstructuur' democratisch is afgehandeld past een glimlach. Voor de goede orde brengen wij in herinnering dat een concrete uitwerking van het onderwerp
"kamerstructuur" door het Nivra-Bestuur in de jaren 90 al is toegezegd aan het toenmalige Finad-Bestuur. Waarna
vervolgens bleek dat het Nivra-Bestuur niet van zins was aan die toezegging gevolg te geven. Toen het Finad-Bestuur in
reactie dreigde een "bijzondere" ledenvergadering hiervoor bijeen te roepen, ondersteund door meer
dan 40 leden, heeft het Nivra-Bestuur geschrokken een commissie ingesteld om het onderwerp nader te belichten. De rapportage van de commissie leverde een zwak compromis op waarbij het Finad-Bestuur uiteindelijk de eis tot een 'kamerstructuur" maar inslikte in ruil voor een contributieverhoging voor Finad-leden, te gebruiken door Finad.
Einde citaat. Begrijpt u nu waarom Nivra weigert, in strijd met gedane toezeggingen deze informatie via haar Nieuwsbrief aan alle leden te verspreiden?
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover het volgende op.
Een kosten-baten analyse vanuit de controlerende accountants moet uitmaken of dit zinvolle kosten zijn voor openbare accountants.
Die analyse kan beter plaatsvinden vanuit de vakgroep Opak die vervolgens zelfstandig kan besluiten welke kosten en commissies voldoende zinvol zijn om te continueren of zelfs uit te breiden.
Naar onze mening beschouwt het grootste deel van de leden de titel als een zuivere opleidingstitel voor accountants met een rechte rug, goed opgeleid en deskundig op het vakgebied waarin ze opereren.
Vanuit dat perspectief heeft Nivra weinig toegevoegde waarde behoudens voor essentiele kerntaken die voor eenieder nuttig zijn.
Die kosten voor essentiele kerntaken moeten zo laag mogelijk blijven. Iedere vakgroep kan vervolgens zelfstandig beslissen welke meerwaarde voor haar leden bepaalde taken opleveren en hoe die taken met minimale kosten ingekocht kunnen worden.
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Deze stelling is bijna een belediging voor het gezond verstand van de gezamenlijke leden bijeen in ledenvergadering.
Die belediging wordt nog groter als men bedenkt dat Nivra ineens een commissie Schilder naar voren schuift.
Die commissie is een afleidingsmanoeuvre en levert slechts vertraging op. Via de ontwerp-verordening van de ledenvergadering worden – als de verordening wordt aangenomen - de leden en de ledenvergadering immers nog vergaander monddood gemaakt dan nu al het geval is.
Zij kan dus alleen nog maar de put dempen als het kalf verdronken is. De opdracht en samenstelling van dergelijke commissies bepalen nu eenmaal de uitkomst. Er valt nauwelijks een reden te bedenken waarom een commissie van slechts enkele personen beter zou kunnen denken dan de gezamenlijke leden.
In ieder geval komt via de ledenvergadering een democratisch besluit tot stand, met minimale beinvloeding door het bestuur zelf.
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Hier kiest Nivra niet voor de eerste keer voor een zeer specifieke en discutabele interpretatie van regelgeving. Voor de juridische details zie:
Probeert Nivra de benoeming van 10 nieuwe Nivra Bestuursleden te verhinderen?
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Die conclusie is juist. Dat was precies wat het amendement beoogde. Daarmee wordt de belangentegenstelling tussen de controlerende accountants en de accountants in business weer in evenwicht gebracht.
Onder de oude GBR waren die belangentegenstellingen beheersbaar. Een accountant in business kon in iedere situatie duidelijk maken of hij als controleur/openbaar accountant fungeerde of als een betrokken adviseur. Voor interne en overheidsaccountants bestonden speciale vrijstellingen. Door IFAC-regels moest de VGC worden opgehangen aan personen en niet meer aan functies en zijn al die vrijstellingen onder de VGC verdwenen. Dat komt door het onnodig oprekken van een vaag begrip als 'audit' via nog vagere begrippen als 'assurance' en 'aan assurance verwant'. Dat moet nu weer worden ingeperkt door het onwerkbare begrip 'derdenbelang' te introduceren dat niet eenduidig te definieren valt. Niemand begrijpt dit nog. Zelfs insiders zijn het met elkaar oneens. Het begrip 'audit' is binnen IFAC niet gedefinieerd en daardoor speelbal van belangengroeperingen. Binnen IFAC zijn voor management-accounting clubs COS-regels en kwaliteitstoetsing niet voorgeschreven. Het Finad-bestuur dat de belangen van 'accountants in business' zou moeten vertegenwoordigen, heeft verzuimd dit onder de aandacht te brengen.
Onder de VGC kunnen Finad-leden nu geen opdrachten meer uitvoeren waarbij, na gedegen onderzoek bij een derde, een conclusie getrokken moet worden, zonder openbaar accountant te worden. Onder de VGC kregen grotere accountantskantoren ineens de vrijheid zich aan alle accountantsregelgeving te onttrekken. De SWA wil daarom het begrip 'audit' terugbrengen tot de wettelijke controleur en de kantoren die zo'n status willen uitstralen. Dat begrip is helder. Alle andere accountants kunnen naar deel C van de VGC als accountants in business.'
Ook interne- en overheidsaccountants hebben die keuzevrijheid. Van onduidelijkheid in het maatschappelijk verkeer is onder de oude GBR nooit gebleken.
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Deze volzinnen zijn onbegrijpelijk. Er is nu eenmaal een tweedeling tussen AFM-ingeschreven kantoren en alle overige.
Iedereen heeft de vrije keus zich te presenteren als kantoor dat ook wettelijke controles kan verrichten in de situatie dat dit kantoor (nog) niet (meer) bij AFM is ingeschreven.
Hij moet zich dan wel aan de alle COS regels houden en Ifac-regels schrijven kwaliteitstoesting voor.
Als het een vrije keus is voor alle overige kantoren waarom maakt Nivra zich dan zo'n zorgen over onduidelijkheid en diskwalificerende effecten. De commissies Verdiesen, van de Luitgaarden en de Redactiecommisie schepten ook twee soorten kantoren en kwam dat argument niet ter sprake.
Ieder kantoor toch heel goed voor zichzelf uitmaken welke keus verstandig is!
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
De stelling dat met het voorgestelde VGC-amendement het Nivra zou afwijken van de internationale praktijk en regelgeving, bewijst alleen dat het Nivra-Bestuur de internationale regelgeving nooit zuiver heeft geïnterpreteerd.
Het hele probleem met de VGC is door onbegrip bij het Nivra-Bureau en Nivra-Bestuur ontstaan. Dit onbegrip valt alleen te verklaren door het feit dat Nivra wordt gedomineerd door "audit"-kantoren die de hele wereld zien met de oogkleppen op van een openbaar accountant.
Met de mond belijdt IFAC het 'Clarity'-beginsel: iedere regel moet volstrekt duidelijk zijn voor het publiek. Echter, essentiële begrippen zoals 'audit' worden niet gedefinieerd. De IAASB/COS regels zijn typisch geschreven door en voor 'auditors'. Het woord I(nternational) A(uditing) A(ccounting) S(tandards) B(oard) zegt het al. Nergens staat echter duidelijk helaas dat die regels in beginsel alleen voor 'auditors' van toepassing zijn. In de Code of Ethics staat dat het nuttig kan zijn van elkaars regels te leren.
Toen het NIVRA het begrip 'audit' ging oprekken en met typisch IAASB-jargon alle IAASB/COS-regels toepaste op alle grensgebieden van 'audit' en 'non-audit', is het VGC-probleem ontstaan.
Het is natuurlijk waar dat het werkgebied van openbaar accountants (assurance) meer omvat dan het afgeven van wettelijke verklaringen. Ook het werkgebied van accountants in business is echter veelomvattend en kan taken inhouden die overlappen met "assurance". Bij nauwkeurige bestudering van alle Ifac-regels zult u constateren dat het begrip "audit", omdat het niet is gedefinieerd, per organisatie ingevuld kan worden op grond van politieke machtsverhoudingen en specifieke behoeften van de respectievelijke organisaties.
Verder kunt u zelf hier constateren dat geen enkele club van accountants in business binnen Ifac zich gebonden acht aan de IAASB-standaards (COS) en kwaliteitstoetsing en dat een brede overlap van activiteiten van openbaar accountants en accountants in business in dit overlappende gebied mogelijk is. Waarom juist het Finad-Bestuur, dat de belangen van accountants in business wordt geacht te behartigen, dit standpunt niet duidelijk naar voren heeft gebracht in de VGC-discussie, is onbegrijpelijk!
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Het lijkt er op dat het Nivra-Bestuur niet kan of wil lezen. De motie vraagt aan het bestuur een voorstel tot een verordening als ontwerp-verordening in de Staatscourant te plaatsen. Dat schrijft de wet zo voor aan het bestuur.
Niet alleen leden kunnen daarna bedenkingen tegen dat ontwerp inbrengen maar iedereen kan dat. Nergens staat dat een ontwerp-verordening voorafgaand aan de ledenvergadering in de Staatscourant geplaatst moet worden. Dat is alleen een wens van het bestuur.
Aan de stelling van Nivra dat geen uitgebreide sondering heeft plaatsgevonden in het kader van het befaamde "due process", willen wij geen commentaar meer wijden na de gebeurtenissen van het afgelopen jaar.
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Uit de naar voren gebrachte bezwaren blijkt de onwil van het Nivra-Bestuur om af te wijken van het door haar ingeslagen pad.
Dat pad is in hoofdzaak oude wijn in nieuwe zakken. Wat het NIVRA nu voorstelt, is niet efficiënt, schept weer een nieuwe garde van 'toetsers' met eigen belangen en geeft onder de noemer van kwaliteitsborging belangengroeperingen binnen NIVRA te veel mogelijkheden om concurrerende collega's de voet dwars te zetten.
Voorop moet staan dat het SWA-Bestuur van mening is dat de goede naam en faam van de beroepstitel niet door individuele uitschieters in diskrediet mag worden gebracht.
De wijze waarop toetsingen plaatsvinden is echter erg belangrijk. De weigering van de AFM verder met het NIVRA samen te toetsen en de commentaren in de rapporten Verdiesen en Van de Luitgaarden op de toetsingssystematiek, spreken boekdelen. Nu de toetsing van de auditors geheel is overgenomen door de AFM, is er geen reden om ook non-auditors aan een soortgelijke kwaliteitstoetsing te onderwerpen. Werkzaamheden van non-auditors zijn niet goed te standaardiseren. Zelfs bij auditors is het al een terechte vraag in hoeverre het checken van checklisten bijdraagt aan het vaststellen van echte kwaliteit. Wij vinden dat voor non-audit werkzaamheden coachend toetsen door vakgenoten de beste oplossing is. Dat kan veel beter risicogericht worden uitgevoerd, dus bij signalen uit het maatschappelijk verkeer dat het met de kwaliteit van een collega niet goed zit, dan zoals dat nu systematisch en periodiek plaatsvindt.
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Ook hier blijkt uit de naar voren gebrachte bezwaren alleen de onwil van het Nivra-Bestuur om de leden meer inspraak te geven in het democratisch proces.
Het Nivra-Bestuur wil maar niet begrijpen dat een zorguldig geensceneerd "due process", heel goed door belangengroeperingen aangegrepen kan worden om bepaalde visies door te drukken.
Bij de VGC is dat ook duidelijk gebeurd. Zie de 1e rectificatie hierboven voor het uit het leven gegrepen voorbeeld VGC. Ook het benoemen van redactie- paritaire commissies, geeft geen enkele waarborg. Een levend voorbeeld is de redactiecommissie VGC die gezien de voorlichtingsbijeenkomsten, de comemntaren en bij goed luisteren onmogelijk tot haar conclusies had kunnen komen.
De voorwaarden voor het recht van initiatief dat meer dan 40 leden zich achter een verordenings-voorstel moeten scharen, dat het tijdig ingediend moet worden, dat het bestuur dat onmiddelijk aan alle leden ter kennisname brengt, schept genoeg waarborgen voor een "due process" dat niet gemanipuleerd kan worden en waarvan iedereen kennis kan nemen.
ü
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
Allereerst is er door alle Finad-Besturen bijna 10 jaar gevochten om een kamerstructuur gerealiseerd te krijgen. Er zijn daarover in het verleden zelfs concrete toezeggingen aan het toenmalige Finad-Bestuur gedaan.
De vakgroep Finad is veruit de grootste groepering binnen Nivra. Het is heel bizar te constateren dat het huidige Finad-Bestuur zich sinds kort niet meer verenigt met de standpunten van haar illustere voorgangers.
Op de vraag naar het waarom komt geen duidelijk antwoord. Ook wordt niet duidelijk waarom het Nivra-Bestuur haar oude toezeggingen niet honoreert en nu alleen bezwaren oppert.
Bezwaar 1. De motie zou voorbijgaan aan de gemeenschappelijke basis van het beroep en de afspraken die met de leden in het kader van de pluriformiteit zijn gemaakt.
Het SWA-Bestuur merkt op:
Om die argumenten te onderbouwen moet het bestuur allereerst uitleggen welk proces er toe heeft geleid dat eerdere toezeggingen van het Nivra-Bestuur inzake de kamerstructuur nauwelijks in die afspraken zijn terug te vinden.
Voorzover onze informatie strekt was het handjeklap vanuit een pat-stelling: Finad mag de contributie verhogen als er maar bijna niets verandert.
Vervolgens moet het bestuur duidelijk maken wat dan wel de gemeenschappelijke basis van het beroep is anders dan een gelijke opleiding, beroepscode en tuchtrecht.
Bezwaar 2. Uitvoering van die motie zal leiden tot vergaande inefficiëntie.
Het SWA-Bestuur merkt op:
De conclusie van vergaande inefficiëntie is niet onderbouwd en lijkt uit de lucht gegrepen. Alleen de toekomst zal leren of er meer vakgroepen (moeten) komen. Veel Finad-leden zien hun titel vooral als opleidingstitel en zullen mogelijk voor geen enkele vakgroep kiezen. Meer dan 100 soortgelijke collega's bij elkaar brengen in een functionerende democratische structuur is ook niet zo eenvoudig. De conclusie over een toenemend aantal vakgroepen, is dus op zijn zachtst gezegd voorbarig.
De conclusie van een toenemende coördinatieproblematiek is pertinent fout. Alle bevoegdheden liggen binnen een kamerstructuur immers bij de vakgroepen, aldus valt er weinig meer te coördineren.
Of de kosten daarmee stijgen of dalen is ook een zaak voor de democratisch gekozen vakgroepen die dat met hun leden moeten regelen.
Bezwaar 3. Het voorstel is op meerdere punten in strijd met de wet.
Het SWA-Bestuur merkt op:
A. Het argument dat art. 23 WRA de verordenende bevoegdheid toekent aan de ledenvergadering en dus niet aan de vakgroepen, getuigt van een bedenkelijk juridisch niveau gezien de vergaande delegatiebevoegheid in de WRA.
Kennelijk mag de ledenvergadering wel delegeren aan het huidige Nivra-Bureau maar niet aan vakgroepen!
B. Het volgende argument over onwettige verordeningen met een beperkte of gedifferentieerde reikwijdte buiten de kerntaken van Nivra, is daarentegen van een zodanig hoog juridisch niveau dat nadere uitleg vereist is.
Die uitleg dient ook te verklaren waarom de ledenvergadering die bestaat uit intelligente wet- gezagsgetrouwe collega's dit soort onwettige verordeningen zou kunnen goedkeuren.
C. Het argument dat geen rekening wordt gehouden met de regierol die de wetgever in art 23 WRA aan het bestuur heeft toebedeeld, moet op een misverstand berusten. Hier staat helemaal geen regierol maar slechts een uitvoerende taak voor het bestuur: het plaatsen van (ontwerp-)verordeningen in de staatscourant (na goedkeuring MinFin) en het ter kennis brengen van bedenkingen aan de leden.
D. Dan wordt strijdigheid geconstateerd met art 27 (orde kan contributie heffen en de contributieverordening behoeft goedkeuring) en 28 (alle kosten en baten naar de Orde) WRA.
Zoals onder A al opgemerkt kan de ledenvergadering heel goed afspraken maken hoe de contributieverordening er in een kamerstructuur zou uitzien, hoe die kosten en baten verdeeld gaan worden en daarvoor Minfin toestemming vragen.
Kortom, argumenten van een bedenkelijk juridisch niveau.
Bezwaar 4. Een motie die het bestuur opdraagt een bepaalde handeling te verrichten, gaat voorbij aan de rijkwijdte van het motierecht.
Deze bekende fraaie volzin verdient een nadere onderbouwing vanuit het gegeven dat de ledenvergadering het hoogste orgaan binen Nivra is en het bestuur een loyaal uitvoerder dient te zijn.
Uit alle bovenstaande bezwaren blijkt een niet goed beargumenteerde en kennelijke onwil van het Nivra-Bestuur om de leden meer inspraak te geven in een democratisch proces en eigen, zelf gecreëerde, bevoegdheden daarmee af te staan.
ü
Bezwaar 1. Er zou vorig jaar een uitgebreide discussie over het puntentelsysteem zijn gevoerd.
Het SWA-Bestuur merkt op:
In onze herinnering is iets geheel anders blijven hangen.
Ruim 40 leden hebben Nivra vorig jaar verzocht aandacht te geven aan een alternatief PE-output-systeem. Dat verzoek is niet fatsoenlijk behandeld.
Allereerst is een mededeling naar alle leden verzonden over output-PE zonder deugdelijke grondslag voor die mededelingen.
Toen diezelfde ruim 40 leden om rectificatie verzochten, heeft Nivra uiteindelijk zelfs totaal niet meer gereageerd.
De details van dit bijzondere staaltje van "due process" zijn te vinden op de nieuwspagina van de SWA onder
deugdelijke grondslag?
Toen min of meer diezelfde 40 leden om een "bijzondere" ledenvergadering verzochten met als agendapunt ook dit onderwerp, is dit verzoek op onbehoorlijke wijze door het bestuur getorpedeerd.
Ook van dit bijzondere voorbeeld van "due process" zijn de details te vinden op de nieuwspagina van de SWA onder
een democratisch Nivra?
Bezwaar 2. De PE-regeling is gegoten in de vorm van nadere voorschriften.
Het SWA-Bestuur merkt daarover op.
De huidige PE-regeling (met uitzondering van de verplichte cursusaanwijzing) blijft in stand voor de liefhebbers. Dat zou ook voor output-PE kunnen als de zekerheid bestond dat het bestuur dat zou uitvoeren.
Gezien het ernstige vermoeden dat het bestuur dat niet zou doen, is gekozen voor een opdracht aan het bestuur om een ontwerp-verordening te plaatsen in de Staatscourant.
Bezwaar 3. Strijdigheid met de wet
Deze discussie over het recht van initiatief, de ledenvergadering als hoogste orgaan, het bestuur als loyaal uitvoerder en het ontbreken van iedere noodzaak om een ontwerp-verordening in de Staatscourant te plaatsen voorafgaand aan de ledenvergadering, gaan we hier niet meer herhalen.
Bezwaar 4. Het bestuur is bereid in 2009 te herevalueren!
Beter ware geweest vorig jaar beter te luisteren naar wat kennelijk veel leden willen.
Bezwaar 5. Een motie die het bestuur opdraagt een bepaalde handeling te verrichten, gaat voorbij aan de reikwijdte van het motierecht
Dit verdient een nadere onderbouwing vanuit het gegeven dat de ledenvergadering het hoogste orgaan binnen Nivra is en het bestuur een loyaal uitvoerder dient te zijn.
Ook hier blijkt onwil redelijke wensen van leden inzake PE te honoreren en een grote bereidheid leden mondddood te maken.