Gerechtshof
te Amsterdam
AKTE
UITLATING PRODUKTIES
Zaaknummer : 2007/0919
Inzake:
1. de Stichting Wakkere Accountant, hierna te noemen SWA, statutair gevestigd en kantoorhoudende
te Wassenaar en
2. de heer mr drs. Cornelius
Bernardus Antonius Spil RA, wonende te Helvoirt, gemeente
Haaren, appellanten ,
Procureur:
Mr. G.C. Endedijk
Advocaat:
L.G.M. Delahaije
Contra:
De publiekrechtelijke
beroepsorganisatie het Koninklijk
Nederlands Instituut van
Registeraccountants, hierna te noemen Nivra, statutair gevestigd en kantoorhoudende te (1083
GR) Amsterdam aan de A.J. Ernststraat 55
Geďntimeerde,
Procureur :
Mr. B.H.J. Crans
Advocaat : Mr. N.H. van den
Biggelaar
Inleiding
De Memorie van Antwoord (MvA) van Nivra geeft aanleiding
het volgende op te merken.
Toepasselijk
juridisch kader (punten 1 tot 7 MvA)
1) Om deze zaak in het juiste
perspectief te plaatsen, zij opgemerkt dat er zowel bij Nivra
(registeraccountants) als binnen NOvAA(accountants-administratieconsulenten)
heftig verzet bestaat tegen de wijze waarop Nivra en NOvAA wordt aangestuurd
door een klein aantal grote kantoren. In
dit politieke debat wordt naar voren gebracht dat daardoor sprake is van concurrentievervalsing
en onwerkbare regelgeving voor kleinere accountantskantoren en de talloze
accountants die hun titel vooral als opleidingstitel zien. Dat verzet heeft bij Nivra vorm gevonden in
een Stichting SWA. De SWA is de belangrijkste
woordvoerder van de oppositie in dit politieke debat binnen Nivra.
2) Nivra heeft in haar produkties
een uitvoerige en bijna ontroerende beschrijving gepresenteerd van de
zorgvuldigheid waarbij alle regelgeving bij Nivra tot stand zou komen en de
naar Nivra’s mening enig juiste interpretatie van de wettelijke regels. In dit politieke debat wordt Nivra echter
verweten dat het zo bloemrijk aangeprezen “due process” in feite vooral dient
om opinies contrair aan die van Nivra onder het tapijt te vegen en
proefondervindelijk te bepalen welke minimale aanpassingen nog noodzakelijk
zijn om door het Nivra-Bestuur genomen besluiten veilig door de
ledenvergadering te loodsen. Ook wordt Nivra in dit politieke debat verweten
het hoogste orgaan, de natuurlijk
uitlaatklep in een democratisch bestel, te muilkorven door de contraire opinies
die in het “due process” onder de mat zijn geveegd, niet in stemming te willen
brengen. Tenslotte wordt in dit politieke debat verweten dat Nivra niet
schroomt om al haar communicatie middelen,
voor dit doel in te zetten.
3) Een treffende weergave hoe dit
“due process” door een objectieve derde is ervaren treft u aan op pagina 29 van
de notulen van de ledenvergadering van 12 december 2006 in de volgende woorden
van mevrouw H. Kapteijn, voorzitster van de vakgroep Finad die bijna de helft
van alle Nivra-leden representeert: “wij zouden toch in overweging willen geven, gezien
de grote hoeveelheid amendementen die er zijn, de moeilijkheid voor het
gemiddelde lid om te overzien wat deze amendementen nu precies betekenen, hoe
deze uitwerken op het geheel, wat de consequenties daarvan zijn, of het
misschien toch niet beter is om deze code terug te laten komen, zodat er toch
ook een goed gedragen besluit kan worden genomen.”
4) Wat er van dit politieke debat
ook moge zijn, in de Memorie van Grieven
(MvG) wordt het verslag van interpretaties van regelgeving in de MvA en de
bijbehorende produktie 3, aangeduid als “persistente obstructie”. Bepaalde simpele uitvoeringsverplichtingen
die de Wet op de Registeraccountants (WRA) aan Nivra oplegt, worden immers door
Nivra steeds uitgelegd als een uniek prerogatief van dat bestuursorgaan of
commissie om welke reden dat prerogatief aan het hoogste orgaan, de
ledenvergadering, niet meer toekomt. Dat
betreft met name de verplichting van het bestuur om ontwerp-verordeningen in de
staatscourant te plaatsen (art. 23 WRA) en
de zogenaamde paritaire commissie (art. 19a lid 2 WRA). Deze
interpretatie is naar de mening van de SWA geheel onnodig.Het zogenaamde ‘due
process’ zou zelfs aanzienlijk versterkt worden als de ledenvergadering eerst
zou kunnen stemmen over voorstel-verordeningen zodat de paritaire commissie
duidelijke uitgangspunten heeft en niet alleen de instructies van het
Nivra-Bestuur hoeft te volgen. Het is daarnaast onnodig en alleen
kostenverhogend om de ledenvergadering alleen te willen te willen raadplegen
over voorstel-verordeningen die al als ontwerp-verordening door het
Nivra-Bestuur in de staatscourant zijn geplaatst.
De feitenweergave
volgens Nivra (punten 8 tot 21 MvA)
5) De stellingen van Nivra onder 10-13
MvA bevestigen alleen de “persistent obstructieve” interpretatie door
Nivra. Of en wanneer sprake is van de
laatste fase van een debat is een belangrijk besluit. In een volkomen ‘due
process’ kan een dergelijk besluit met zoveel weerstand beter aan de
ledenvergadering overgelaten worden. De
WRA geeft immers geen enkele tekstuele basis waardoor het Nivra-Bestuur de
verplichting tot plaatsing in de staatscourant en de timing daarvan als haar
exclusief privilege kan toe-eigenen. Nu
die tekstuele basis volledig ontbreekt, moet naar de bedoeling van dit
wetsartikel worden gekeken. Die
bedoeling is volgens haar ontwerpers uitdrukkelijk: “Aan de
gezamenlijke leden wordt de hoogste macht toegekend.”. Uit alle feiten blijkt duidelijk dat Nivra
alles probeert om die hoogste macht te muilkorven waar mogelijk.
6) De stelling van Nivra onder 10
MvA die suggereert dat alleen leden van Nivra bezwaar kunnen maken tegen
ontwerpen van verordeningen geplaatst in de staatscourant, is zelfs apert
onjuist. Art. 23, lid 1 WRA stelt juist: “Een ieder kan gedurende drie weken na de openbaarmaking van
een ontwerp bij het bestuur zijn bedenkingen schriftelijk naar voren brengen.
Het bestuur brengt de naar voren gebrachte bedenkingen ter kennis van de leden.”
7) De stelling van Nivra onder 13
MvA dat de leden wel een keus hadden namelijk verwerpen is onbegrijpelijk.
Nederlandse opvattingen van behoorlijk bestuur brengen nu eenmaal met zich mee
dat waar duidelijk principiële verschillen van inzicht bestaan, een bestuursorgaan beide partijen gelijke
kansen geeft en ook de hulpmiddelen en fondsen waar nodig, om zich in vrijheid
naar de leden uit te kunnen spreken over die principiële verschillen van
inzicht (zie bijvoorbeeld de stemming over de Europese Grondwet). Er is in de
dagvaarding en de MvA voldoende aangetoond dat vooral de brainwashing machine
van Nivra aan het woord is geweest.
a)
Allereerst wordt slechts Spil (de boodschapper) gepresenteerd als degene
die, naast twee andere indieners(Westra en Majoor) om een extra ledenvergadering verzocht en de
meer dan 40 leden zijn niet vermeld. Het
valt licht te bedenken dat een bedenking van meer dan 40 leden nu eenmaal meer
opvalt dan een bedenking van slechts een willekeurig lid.
b)
Bovendien wordt boodschapper Spil gepresenteerd als de indiener van slechts
één bedenking terwijl door Spil als boodschapper toch duidelijk twee
bedenkingen zijn ingebracht namens twee verschillende groepen personen zoals
bij punt 5 dagvaarding is aangetoond.
c)
Om de verwarring compleet te maken worden er weliswaar op de site ook drie
bedenkingen getoond maar een daarvan is afkomstig van Mevr. Barbara Majoor (lid
paritaire commissie). Die bedenking van
Mevr. Barbara Majoor is in de brief van 5 december waar gesproken wordt over
slechts twee bedenkingen (Westra en Spil)
geheel vergeten. In totaal waren
er dus 4 bedenkingen. Los van de vraag
inzake de wijze van bekend maken, heeft
Nivra in werkelijkheid dus maar hooguit twee bedenkingen aan alle leden ter
kennis gebracht.
Een goed lezer trekt zijn eigen
conclusies in combinatie met het gestelde bij punt 5 dagvaarding over de brief
van 5 december. De stelling dat op deze
wijze Nivra heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting alle bedenkingen ter
kennis van al zijn leden te brengen, is
volledig ongegrond.
10) Het is juist zoals punt 18 MvA stelt dat
Nivra, althans Wilma Wakker namens Rob Bosman – Amendementen, op 7 december
2006 een email heeft gestuurd. Omdat die
mail handelde over de door enkele leden ingebrachte amendementen is die email
in de producties bij dagvaarding niet opgenomen. Voor de discussie in kwestie
over onbehoorlijk bestuur is deze mail van 7 december 2006, ook niet relevant. Overigens
zijn er daarnaast nog tientallen andere mails met Nivra die in dit kader
ook niet relevant werden geacht.
a.
In het verzoek voor een extra ledenvergadering is uitdrukkelijk gevraagd
dat te laten samenvallen met de gewone ledenvergadering van 14 december. Welbewust echter heeft Nivra tot vlak voor
Kerst gewacht met de sommatie om uiterlijk 5 januari 2007, 40 fysieke
handtekeningen in te leveren in de wetenschap dat in die dagen dit fysiek
onmogelijk is wegens vakanties en andere prioriteiten.
b.
Welbewust heeft Nivra bij voorbaat al aangegeven dat die agendapunten toch
niet in stemming zouden worden gebracht, waardoor het verzamelen van
handtekeningen zinloos werd.
c.
De stelling dat 40 fysieke handtekeningen nodig zijn omdat dit nu eenmaal
op grond van de WRA als bewijs wordt geaccepteerd, is ongegrond.
De WRA art. 8 stelt alleen dat “Het bestuur roept de ledenvergadering
bijeen, zo dikwijls het zulks nodig oordeelt en voorts indien ten minste
veertig leden van de Orde, onder opgaaf van de te behandelen punten, om haar
bijeenroeping verzoeken.” De wijze van bewijsvoering daarvan
zou bovendien onder accountants toch eigenlijk niet ter discussie mogen staan.
d.
De aantijging onder punt 20 MvA dat Nivra redenen had om te twijfelen aan
de lijst van namen, is een onbewezen stoot onder de gordel. De email met de
bedenking tevens oproep voor een extra vergadering was, zoals gebruikelijk, net als bij eerdere mails over andere
onderwerpen aan het bestuur Nivra, gericht aan alle bestuursleden Nivra. De secretaris, mevrouw Boom was, zoals
gebruikelijk, alleen correctheidshalve opgenomen onder de cc’s in die mail
samen met alle ondertekenaars.
e.
Als er al enige reden voor twijfel zou zijn geweest, had Nivra toen wel een
antwoord aan alle cc’s gericht om die twijfel te funderen. Zij zou dat ook nu nog kunnen doen om de nu
uitgesproken twijfel te substantiëren. Overigens zijn er in die periode
verschillende mails tussen Spil en Nivra uitgewisseld die in bodemprocedure
ingebracht zullen worden. Die handelen
over computerblokkades bij Nivra van mails van Spil. Er blijkt slechts één
ondertekenaar te zijn die door een communicatiestoring weggehaald wilde worden
bij de ondertekening van de bedenking tegen de VGC en voor de X-code.
f.
In bodemprocedure zal zonodig voor ieder van die ruim 40 “oproepers” de
onderliggende mail-correspondentie worden overlegd. Nivra heeft daar zelfs niet om gevraagd. De
in de MvA nu opgevoerde oprechte twijfel is niet anders dan “pour besoin de la
cause”.
g.
Inzake de opmerking in punt 20 MvA dat Nivra elektronische communicatie
niet heeft geaccepteerd, het volgende. Punt 4 van de MvG toont afdoende aan dat
alle correspondentie over dit onderwerp per mail ging. Punt 4 van de MvG
onderdeel g toont afdoende aan dat art. 2.15 AWB voorschrijft dat een bericht
elektronisch naar een bestuursorgaan verzonden kan worden voorzover het
bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. Uit alle feitelijke gedragingen bleek dat
Nivra als bestuursorgaan elektronische berichten in ontvangst wilde nemen. Tenslotte schrijft art. 2:17 lid 2 AWB voor
dat het bestuursorgaan een weigering van elektronische berichten zo spoedig
mogelijk aan afzender mededeelt, quod non.
h.
De mededeling van Nivra onder haar punt 21 MvA slechts af en toe met Spil
per email te communiceren en dat dezelfde brieven ook steeds per post zijn
toegezonden, is aantoonbaar onwaar zoals in bodemprocedure via afdoend
bewijsmateriaal overtuigend aangetoond zal worden. Er is altijd per mail gecommuniceerd en
slechts een enkele brief van Nivra is ook per post verzonden.
Feitelijk verloop
van de ledenvergadering (punten 22 tot 45 MvA)
12) Met alle respect voor de indrukwekkende
stroomschema’s in producties 4a en 4b bij MvA en alle uitvoerige citaten uit de
notulen is de werkelijkheid heel anders dan wordt aangegeven onder de punten
22-45 MvA. Het gestelde onder 35 en 36
MvA is wel juist. Inderdaad heeft op enig moment Nivra besloten de 5-dagen
termijn te laten vervallen en de site
toen aangepast. Ook is juist dat de
voorzitter dit feit inderdaad op de ledenvergadering heeft medegedeeld. Echter, het kwaad was toen al geschied.
14) Allereerst zijn voor aanvang van
de vergadering veel incidenten voorgevallen waardoor een groot aantal leden hun
stem niet uit konden brengen althans bemoeilijkt in hun pogingen een volmacht
uit te brengen. Dienaangaande geeft
productie 2 een selectie van 12 toevallig beschikbare emails over dit onderwerp
waarvan de afzenders zo vriendelijk waren dit aan Spil te mailen. In afwachting van de bodemprocedure zijn deze
mails min of meer bij toeval bij Spil in een mapje verzameld en verder niet
georganiseerd of uitgediept. Alleen
deze kleine selectie toont al aan dat er wel erg veel is misgegaan:
a)
Uit sommige emails blijkt dat de fax niet werkt,
b)
Uit sommige emails blijkt dat de online-registratie niet werkt,
c)
Uit sommige emails blijkt dat de mededeling over de 5 dagen termijn etc. er
toe heeft geleid dat pogingen volmacht te verlenen zijn gestaakt of
bemoeilijkt,
d)
Uit sommige emails blijkt dat aangemelde volmachten door Nivra niet zijn
geregistreerd bij volmachtnemer.
Het is aannemelijk op grond van
deze fractie van het totaal aan volmachten dat bij nader onderzoek in
bodemprocedure over alle toegezegde volmachten die niet aankwamen bij de
volmachtnemer, nog veel meer narigheid naar boven zal komen over veel grotere
aantallen.
Ook de notulen geven al aan dat
er wel erg veel is misgegaan zoals blijkt uit punt 10 dagvaarding. Onder punt
16 MvA wordt nog verwezen naar een onweersproken mededeling van de heer Van
Engelen, dat met name op het online-gebeuren veel onregelmatigheden zijn
gebeurd. En er wordt gesproken over een
aantal van 150 stemmen namens de groep Limperg die verloren zijn gegaan. Opmerkelijk is ook dat in het hele betoog van
Nivra over het verloop van de vergadering geen enkele van deze feiten wordt
weersproken. Onder die omstandigheden is
onbegrijpelijk hoe de voorzieningenrechter tot de conclusie kan komen dat nog
niet is gebleken dat de besluitvorming niet rechtsgeldig zou zijn verlopen.
15) Vervolgens moet er op worden gewezen dat
vrijwel zeker in bodemprocedure het volgende aangetoond kan worden. Toen bij de
stemming aan het begin van de vergadering over de verschuiving van agendapunt 3
naar achter agendapunt 7 bleek dat de oppositie meer stemmen had dan verwacht,
hebben meerdere bestuursleden en bureau-medewerkers van Nivra, medewerkers van
grote kantoren in Amsterdam opgeroepen te komen stemmen en 3 stemvolmachten mee
te nemen. Dat handelen is evident strijdig met de onpartijdigheid en
onbevooroordeeldheid die van bestuursorganen mag worden verwacht.
16) Tenslotte moet nog worden
stilgestaan bij de 65 stemmen van Spil die verloren zijn gegaan.
De MvA geeft zeer uitvoerig aandacht hieraan onder punten 95-102
MvA. Vanwege de overzichtelijkheid is
daarom dit onderdeel behandeld onder punt
38) hierbeneden.
Recente
ontwikkelingen na totstandkoming van de VGC (punten 46 tot 52 MvA)
17) Zoals Nivra onder punt 46 al aangeeft, zijn
inderdaad door Nivra en NOvAA twee commissies in het leven geroepen met
opdrachten waarvan bij voorbaat vast stond dat die niet konden leiden tot het
door de SWA gewenste doel. In de 6
discussiebijeenkomsten waarin overwegend sympathisanten van de SWA aan het
woord waren, is dit voldoende duidelijk
naar voren gebracht.
Vonnis
voorzieningenrechter (punt 53 MvA)
19) De stelling van Nivra onder punt 53 MvA dat
geen sprake is van obstructie van de rechten van de SWA en ook geen strijd met
hogere regelgeving, is een onnodige herhaling van woorden zonder nieuwe feiten.
Gezien de feiten in de MvG en de feiten die blijken uit deze akte is deze
stelling van Nivra onbegrijpelijk zoals hieronder verder toegelicht zal worden.
Grief 1 MvG (punt 54 tot 65 MvA): Ten onrechte heeft
de Voorzieningenrechter geoordeeld dat niet zou zijn gebleken dat Eiser c.s. in
de uitoefening van de hen toekomende rechten door het Nivra zou zijn gehinderd
en aldus oordelend heeft de Voorzieningenrechter de belangen van eiser miskend.
20) Onder punt 55 MvA onderschrijft
Nivra het oordeel van de voorzieningenrechter dat de eis bij dagvaarding om het
Nivra-bestuur te verbieden te verhinderen dat de ledenvergadering zelfstandig
kan besluiten om moties, verordeningen of amendementen in stemming te brengen, vanwege zijn algemene strekking niet
toewijsbaar is. Om aan dat bezwaar
tegemoet te komen is bij MvG deze eis subsidiair positief geherformuleerd. Deze positieve formulering heeft in het
geheel geen algemene strekking maar is een zeer concrete uitwerking van de
leidende idee achter de VGC van de ontwerpers van de VGC: “Aan de gezamenlijke leden wordt de hoogste macht
toegekend”, dus niet aan het
Nivra-Bestuur.
21) Naar de mening van Nivra onder punt 57 MvA
gebruikt de SWA vooral stevige taal om de hinder te beschrijven in de
uitoefening van hun rechten. Uit grief 1
in de MvG blijken echter alleen verifieerbare feiten. Het argument van Nivra
dat het wettelijke kader en het vereiste “due process”, nu eenmaal gegeven is
en geen hinder kan veroorzaken is reeds afdoende weerlegt in de punten 1 tot 4
hierboven en in de MvG.
22) Die hinder wordt extra bevestigd door de
weigering van Nivra amendementen met de bedoeling de hele VGC te
vervangen, in stemming te brengen zoals de NOvAA met
gelijke regelgeving op dit punt wel deed.
Nivra kan alleen tot die conclusie komen met een zeer legalistische
interpretatie. Deze is in essentie
gebaseerd op het feit dat het woord “recht van initiatief” toevallig nergens is
genoemd. Daarnaast claimt deze
legalistische interpretatie dat simpele uitvoeringsverplichtingen van
bestuursorganen of commissies meteen unieke prerogatieven zijn van dat bestuursorgaan
of commissie ten detrimente van de bevoegdheden van de ledenvergadering als
hoogste orgaan.
23) Voor de wederom door Nivra onder punt 59 MvA
herhaalde stelling dat er geen ruim 40 handtekeningen zijn verzameld, zij verwezen naar de feiten onder 11) hierboven.
24) Voor de wederom door Nivra onder
punt 60 MvA herhaalde stelling dat de bedenking van de meer dan 40
ondertekenaars wel degelijk bekend is gemaakt aan alle leden, zij verwezen naar de feiten onder 8) en 9) hierboven.
25) Inzake het onder de punten 61 tot
en met 63 MvA door Nivra gestelde dat Spil geen agendapunten heeft ingebracht,
zij verwezen naar de feiten onder 11) hierboven.
Opmerkelijk is dat Nivra onder deze punten 61 tot en met 64 vergeet te vermelden dat het Nivra-Bestuur
per mail en aangetekend schrijven vlak voor Kerst 2006 duidelijk heeft gesteld
de door meer dan 40 leden aangedragen agendapunten niet op de agenda van
een ledenvergadering te willen
zetten. Het oproepen van een
ledenvergadering met die agendapunten werd daardoor zinloos.
26) Het door Nivra gestelde onder
punt 64 MvA dat Spil een motie zou hebben ingebracht over het
“verordeningsrecht” van de ledenvergadering, lees recht van initiatief is
ronduit merkwaardig. Allereerst was het
de heer Koolman die de motie inbracht.
Zie punt 4.j MvG voor de details. Nivra erkent dat deze motie niet in
stemming is gebracht. Naar haar zeggen omdat het naar aanleiding van de notulen
van de vergadering van 14 december 2006 werd aangevraagd en betrekking had op
het “verordeningsrecht”, lees recht van initiatief. Tegelijkertijd stelt echter Nivra onder punt
84 MvA onderaan dat het indienen van moties in zijn algemeenheid is
toegestaan. Kennelijk zijn moties in
algemene zin toegestaan maar verboden als het onderwerpen betreft waarover de
vergadering waarschijnlijk een ander oordeel heeft dan de voorzitter.
Overigens was de afwijzing gegrond op de mening van de notaris dat
alleen moties inzake de orde van de vergadering konden worden toegelaten.
27) De tussenconclusie van Nivra
onder punt 65 MvA is dan ook onbegrijpelijk
Grief 2 MvG (punt 66 tot 85 MvA): Ten onrechte heeft
de Voorzieningenrechter geoordeeld dat appellant geen belang meer zou hebben
bij een veroordelend vonnis omdat Nivra toezeggingen zou hebben gedaan, welke
tegemoet zouden komen aan de eisen.
31) In bovenstaande punten 28), 29) en 30) is uiteengezet dat het wel mogelijk is dat overeenstemming bestaat over de aard en de
details van de toezeggingen van Nivra opgenomen onder Grief 2 1e
alinea onder b en c MvG maar dat eiser desalniettemin groot belang heeft bij
een vonnis inzake de huidige eisen 3a en 3b MvA om talloze
interpretatierisico’s te voorkomen.
32) Dat leden moties en verordeningen
of amendementen op bestaande verordeningen of nadere voorschriften in
stemming moeten kunnen brengen, heeft de voorzieningenrechter inderdaad
afgewezen vanwege de algemene strekking. Omdat die simpele en duidelijk eis
door haar negatieve formulering, misschien verkeerd werd begrepen, is de
oorspronkelijk eis herhaald in de tweede eis bij MvA en subsidiair in 2a en 2b
geherformuleerd in positieve zin. Onder
punt 20) hierboven is reeds uiteengezet dat de eis heel
concreet is en dient om duidelijk te maken wie de hoogste macht heeft binnen
Nivra, de ledenvergadering of het bestuur. De toezegging van Nivra daarover is
inderdaad opgenomen onder Grief 2 1e alinea onder a MvG. Uit de MvG blijkt echter al dat die
toezegging inderdaad poly-interpretabel is en
ook het recht van initiatief omvat waar kennelijk tegengestelde opvattingen
over blijven bestaan. De politieke
achtergrond van die tegengestelde opvattingen zijn toegelicht in het begin van
deze akte. Uit punt 18) hierboven blijkt dat inmiddels door meer dan 40 leden
een nieuwe ‘bijzondere’ ledenvergadering is bijeengeroepen. Een van de agendapunten is een motie inzake
het initiatiefrecht. Daarin wordt aan de ledenvergadering voorgesteld te
besluiten om het bestuur op te dragen moties met voorstellen tot (wijziging
van) verordeningen ingebracht met een opdracht aan het bestuur het voorstel,
mits aangenomen, voortaan als ontwerp-verordening in de staatscourant te
plaatsen. Dit is volledig in lijn met de
toezegging van Nivra onder Grief 2 1e alinea onder a MvG die luidt: "Zoals door het Nivra ter zitting ook is
toegezegd kan [eiser], met inachtneming van de geldende formaliteiten,
agendapunten aanleveren en amendementen indienen." . De
voorzieningenrechter heeft dit aangevuld
met zijn oordeel dat: “Zoals ook ter zitting besproken staat het [eiser]
vanzelfsprekend wel vrij om -“ samen met tenminste 40 andere leden -“ de
mogelijke invoering bij verordening van het recht van initiatief als agendapunt
op de volgende vergadering te laten behandelen.”. In dit agendapunt met een motie
inzake het initiatiefrecht wordt het aan het Nivra-Bestuur overgelaten dit
besluit desgewenst in een verordening te plaatsen. Gezien de gebleken tegenstrijdige opvattingen
over dit onderwerp, heeft eiser derhalve groot belang bij een vonnis zoals
gevraagd onder 2 MvG.
34) Gezien bovenstaande is de tussenconclusie van
Nivra onder punt 85 MvA dan ook onbegrijpelijk.
Grief 3 MvG (punt 86 tot 94 MvA): Ten onrechte heeft
de Voorzieningenrechter geoordeeld, dat de vordering om het Nivra Bestuur te
verbieden te verhinderen dat de ledenvergadering zelfstandig kan besluiten om
moties, verordeningen of amendementen in stemming te brengen wegens haar
algemene strekking niet toewijsbaar geacht en ten onrechte is die eis afgewezen.
35) Nivra voert onder de punten 86 tot en met 94
wederom complexe en soms onnavolgbare redeneringen ten tonele om aan te geven
dat de voorzieningenrechter niet bedoeld kan hebben om de eventuele invoering
van het recht van initiatief door het hoogste Nivra-orgaan, de
ledenvergadering, te laten bepalen. Deels zijn deze redeneringen hierboven al
afdoende weerlegd. De tekst van de
voorzieningenrechter is immers duidelijk: “Zoals ook ter zitting besproken
staat het [eiser] vanzelfsprekend wel vrij om -“ samen met tenminste 40 andere
leden -“ de mogelijke invoering bij verordening van het recht van initiatief
als agendapunt op de volgende vergadering te laten behandelen.”. Dat gaat dan ook gebeuren! Dat de voorzieningenrechter daarnaast
overweegt dat uit de toepasselijke wet en regelgeving niet volgt dat aan de
ledenvergadering het recht van initiatief toekomt, is alleen een gevolg van het feit dat de term
‘recht van initiatief’ inderdaad nergens voorkomt in wet en regelgeving. Dat heeft verder geen consequenties zoals
hieronder uiteengezet zal worden.
36) De steeds onder de punten 86 tot
en met 94 herhaalde stelling van Nivra
dat er geen recht van initiatief is mede omdat het gevraagde wegens haar
algemene strekking niet toewijsbaar is, is onbegrijpelijk. Bovenstaande uitlating van de
voorzieningenrechter in het voorgaande punt is toch duidelijk genoeg. Terzijde
nog een opmerking over de overweging in het vonnis “dat eiser niet kan worden gevolgd in
zijn redenering dat uit de omstandigheid dat het recht van initiatief niet
wettelijk is uitgesloten, zou volgen dat de ledenvergadering dit recht toekomt”. Deze indruk die de
voorzieningenrechter kennelijk heeft, kan eiser evenmin volgen want een
dergelijke redenering is nimmer en nergens door eiser als zodanig gesteld. Er is alleen gesteld dat tekstueel nergens
uitdrukkelijk gesproken wordt over het recht van initiatief. Dat is niet zo erg, want er wordt ook
nergens gesproken over het motierecht dat toch kennelijk blijkt te bestaan,
althans in zijn algemeenheid volgens Nivra.
Ook het interruptie-recht is nergens vastgelegd, maar dat bestaat ook.
Nu we in Nederland eenmaal niet in een Angelsaksisch legalistisch systeem
zitten, moet een en ander beoordeeld worden naar de oorspronkelijke bedoeling
van partijen. Gebruikelijk is dan in Nederland het Haviltex criterium toe te
passen (zie HR 13-3-1981, NJ 1981,635 en HR 8-4-1983, NJ 1983, 646). Over de oorspronkelijk bedoeling van partijen
is geen twijfel mogelijk. Die bedoeling is volgens haar ontwerpers
uitdrukkelijk: “Aan de gezamenlijke leden wordt de hoogste macht
toegekend.”.
37) Gezien bovenstaande is ook deze
tussenconclusie van Nivra onder punt 94 MvA onbegrijpelijk.
Grief 4 MvG (punt 95 tot 102 MvA): Ten onrechte heeft de
voorzieningenrechter geoordeeld dat het besluit over de VGC rechtsgeldig zou
zijn genomen.
a. Allereerst is hier sprake van een
zeer belangrijke interpretatie van nieuwe regelgeving die een onbevooroordeeld
bestuursorgaan aan de ledenvergadering ter beslissing had kunnen en moeten
voorleggen. Voor de goede orde zij herhaald
dat het de notaris zelf was die impliciet bevestigde dat hier sprake was van
een mogelijk extensieve interpretatie.
Die interpretatie was overigens naar zijn mening niet toegelaten. Het is echter glashelder dat een dergelijke
belangrijke uitspraak met grote gevolgen niet zomaar aan een willekeurige
ingehuurde notaris overgelaten kan worden. Zij had aan het hoogste orgaan, de
ledenvergadering, moeten worden voorgelegd, quod non.
b. Toen Nivra de volmachtgevers van
Spil adviseerde een andere volmachtnemer te zoeken, wist Nivra heel goed dat
sprake was van een mogelijk extensieve interpretatie van regelgeving. Dat had
Spil immer aan Nivra en aan al zijn volmachtgevers medegedeeld. Een
onbevooroordeeld bestuursorgaan had het feit dat sprake was van een (niet door
Nivra gedeelde) extensieve interpretatie aan de betreffende volmachtgevers
moeten mededelen met de mededeling dat hierover in de vergadering wel gesproken
en gestemd zou worden. In plaats
daarvan gaf het bestuursorgaan Nivra de
simpele instructie een andere volmachtnemer te zoeken. Nivra wist toen heel
goed dat andere volmachtnemers niet meer beschikbaar waren. Een beter bewijs van bevooroordeelde
interventie door een bestuursorgaan in een democratisch proces kan bijna niet
gevonden worden.
39) Ook overigens is gezien het
feitenmateriaal aangedragen bij dagvaarding, MvG en hierboven inzake de
volmachten en de wijze van (niet) presenteren van de bedenkingen, de conclusie onder punt 102 MvA dat grief 4
niet slaagt onbegrijpelijk.
Grief 5 MvG (punt 103 tot 123 MvA): Ten onrechte is de
Voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat evenmin aannemelijk is
geworden dat de VGC in strijd zou zijn met andere wet- en regelgeving.
40) Hieronder worden uiteengezet dat er inderdaad
sprake is van onmiskenbare onverbindendheid van de VGC.
41) Het is een feit van algemene
bekendheid dat het een kernpunt uit het post-Enron debat was hoe te voorkomen
dat wettelijke controleurs verstrikt raken in hun commerciële belangen in nevenactiviteiten bij dezelfde
cliënt. Vandaar dat Richtlijn 2006/43/EG van 17 mei 2006 heel
opzettelijk een zeer ruime netwerkdefinitie kiest net als Ifac al eerder. Het mag immers niet zo zijn dat een wettelijk
controleur via haar belasting, consultancy, corporate finance advies etc.
onderdelen, beďnvloed kan worden in haar
controletaken (Anderson).
42) Nu uitgerekend Nivra, hoedster
van het accountantsbestel in
Nederland, na aanvankelijke ontkenningen in eerste instantie, glashard in haar
MvA onder de punten 105, 106 en 111
blijft stellen dat er geen strijdigheid bestaat met de netwerkdefinitie in de
VGC en Richtlijn 2006/43/EG, is het nodig dit verder toe te lichten dan in
eerste instantie en bij de MvG.
43) De toelichting onder punt 11 van
de Richtlijn 2006/43/EG stelt in essentie: Om de onafhankelijkheid van
wettelijke auditors te kunnen bepalen, dient het begrip "netwerk"
waarvan wettelijke auditors deel uitmaken, duidelijk te zijn. In dit verband
dienen verscheidene omstandigheden in aanmerking te worden genomen, zoals
gevallen waarin een structuur als netwerk kan worden gedefinieerd omdat deze op
winst- of kostendeling gericht is. De criteria om aan te tonen dat er sprake is
van een netwerk, dienen aan de hand van alle bekende feitelijke omstandigheden,
zoals het bestaan van gezamenlijke vaste cliënten, te worden beoordeeld en
afgewogen.
44) Richtlijn 2006/43/EG geeft onder
7 als definitie 7. "netwerk": de grotere structuur:
-
die op samenwerking is gericht en waartoe een
wettelijke auditor of een auditkantoor behoort, en
-
die duidelijk is gericht op winst- of
kostendeling, of het delen van gemeenschappelijke eigendom, zeggenschap of
bestuur, een gemeenschappelijk beleid en procedures inzake
kwaliteitsbeheersing, een gemeenschappelijke bedrijfsstrategie, het gebruik van
een gemeenschappelijke merknaam of een aanzienlijk deel van de bedrijfsmiddelen;
Het woord ‘waartoe’ is heel duidelijk en kan niet anders betekenen dan
de hele groep in de brede zijn van het woord.
45) Art. 1 van de WTA luidt
(ongewijzigd): "accountantsorganisatie:
een onderneming of instelling die bedrijfsmatig wettelijke controles verricht,
dan wel een organisatie waarin zodanige ondernemingen of instellingen met
elkaar zijn verbonden;". Het woord ‘zodanige’ is heel duidelijk en kan niet anders
betekenen dan alleen andere wettelijke controleurs. Het begrip netwerk komt overigens in de WTA zelf niet voor maar is alleen gedefinieerd
in het Besluit WTA. Daardoor is de
netwerk-definitie beperkt tot accountantsorganisaties. Door het woord “zodanige” in de definitie van
accountantsorganisatie, is de inhoud van
het begrip accountantsorganisatie heel beperkt geworden en bovendien
“manipuleerbaar”. De definitie van accountantsorganisatie in de VGC onder
Definities onder e, is identiek met die
in de WTA. Net als in de WTA is ook in
de VGC zelf het woord netwerk niet gebruikt maar wel in de
uitvoeringsverordeningen van de VGC.
46) Bovenstaande maakt duidelijk dat de
betekenis van de WTA in belangrijke mate wordt ondermijnd door het woord
“zodanige” in de definitie van accountantsorganisatie in art. 1 WTA onder
weglating van de netwerkdefinitie die slechts voorkomt in het Besluit WTA. Als gevolg daarvan is de
onafhankelijkheidsrichtlijn beperkt tot een juridisch “manipuleerbare”
entiteit. Het is ook duidelijk dat de
huidige zeer beperkte WTA-definitie van accountantsorganisatie wel degelijk toelaat
dat belasting, consultancy, corporate finance advies etc. onderdelen, vrolijk
buiten het netwerk worden gedefinieerd via het Besluit WTA. Dit is in strijd met de essentie van de
post-Enron regelgeving.
47) Hoe een dergelijke netwerk-definitie
het bureau van het Ministerie van Financiën heeft kunnen passeren, de Raad van
State en het parlement, is onduidelijk. Als verontschuldiging kan misschien
gelden dat de eerste ontwerpen van de WTA al voor 17 mei 2006 op tafel lagen.
Er is inmiddels een wijzigingsvoorstel WTA onderweg. Daarin was de nieuwe definitie van netwerk in Richtlijn
2006/43/EG nog niet geďmplementeerd. Naar aanleiding daarvan heeft de SWA en
haar zusterorganisatie bij de NOvAA, de
WMO aan het Ministerie van Financiën een
brief geschreven.
48) Wat daarvan ook moge zijn, de
verdediging van Nivra dat nu eenmaal de WTA-definitie is gevolgd en er dus geen
probleem bestaat, is onvoldoende. Richtlijn 2006/43/EG is nu eenmaal de hogere
richtlijn. Weliswaar wordt onder punt
108 MvA terecht gesteld door Nivra dat Richtlijn 2006/43/EG c.q de achtste
richtlijn alleen (rechts)personen betreft die wettelijke controle mogen
uitvoeren maar het is wel degelijk de bedoeling het gehele netwerk van die
(rechts)personen bij die onafhankelijkheidsrichtlijn te betrekken gezien de
wijze lessen uit het Enron etc. debacle. Mochten er na bovenstaande nog
twijfels kunnen bestaan dan ligt, gezien het grote belang van dit onderwerp, een verzoek aan het Europese Hof zich uit te
spreken over de juiste interpretatie van Richtlijn 2006/43/EG voor de
hand. Dit antwoord lijkt overigens voor
de hand te liggen.
49) Inzake het subsidiaire verweer van Nivra onder
punt 112 MvA dat richtlijnconforme interpretatie niet aan de orde zou zijn
etc., voert het nu te ver alle bestaande arresten hierover in detail te
analyseren. Voor de goede orde citeren
we daarom alleen de laatst bekende overweging van de Hoge Raad over dit
onderwerp uit haar jongste arrest LJN: AZ3758, Hoge Raad , 43169 d.d 10-08-2007:
”3.4. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen dat de nationale rechter bij de toepassing van bepalingen van
nationaal recht, ongeacht of zij van eerdere of latere datum dan de richtlijn
zijn, deze zo veel mogelijk moet uitleggen in het licht van de bewoordingen van
een op het betrokken gebied geldende richtlijn, teneinde het hiermee beoogde
resultaat te bereiken en aldus aan artikel 249, derde alinea, EG te voldoen
(zie de arresten welke zijn aangehaald in de onderdelen 5.3 - 5.6 van de
conclusie van de Advocaat-Generaal). Dit
brengt mee dat de nationale rechter bij de uitlegging en toepassing van het
nationale recht ervan moet uitgaan dat de staat de bedoeling heeft gehad ten
volle uitvoering te geven aan de uit de betrokken richtlijn voortvloeiende
verplichtingen (HvJ EG 16 december 1993, Wagner Miret, C-334/92, Jurispr. blz.
I-06911).” In het licht van deze overweging is de
conclusie van Nivra onder punt 112 MvA dat
richtlijnconforme interpretatie niet aan de orde is, volstrekt
onbegrijpelijk.
50) Vervolgens werpt Nivra onder punt
113 MvA de vraag op wat richtlijnconforme interpretatie de SWA zou
opleveren. Suggestief wordt de lezer op
het verkeerde been gezet door de argumentatierichting van Nivra dat een bredere
definitie ook het begrip openbaar accountant zou verbreden. Dat is onjuist. Het zorgt er alleen voor dat
accountants die lid zijn een netwerk waarin ook wettelijke controle wordt
verricht, aan de regelgeving voor
openbaar accountants worden onderworpen.
Diezelfde grote concurrenten hebben echter ook een groot belang om de
omvang van hun audit-tak van sport zo klein mogelijk te maken om de gevolgen
van de onafhankelijkheidsrichtlijn en het toezicht AFM te beperken. Daarnaast hebben diezelfde grote concurrenten
ook een natuurlijk belang om via Nivra de druk van regelgeving voor veelal
kleinere accountants zo groot mogelijk te maken. De problemen die daaruit voortvloeien kunnen
eenvoudig worden aangetoond met een specifieke groep van accountants, de
zogenaamde “samenstellers” die administratieve
dienstverlening geven aan MKB-ondernemingen.
De bewijsvoering hiervoor zal hieronder bij punt 53) worden geďllustreerd met uitspraken van Nivra zelf.
Datzelfde mechanisme bestaat sinds de invoering van de VGC voor alle
takken van sport waaraan accountants zich kunnen bezondigen.
52) De stelling van Nivra onder punt 114 MvA dat
Ifac haar definitie van netwerk inmiddels heeft aangepast is juist. Materieel is er echter geen verschil. Uit de toelichting van Ifac op die wijziging
wordt het grote belang van een zo breed mogelijke definitie van
onafhankelijkheid juist extra benadrukt.
Waarom afwijking van die definitie zo problematisch is, hoeft na
bovenstaande niet verder te worden aangetoond.
De stelling van Nivra onder punt 115 MvA dat de SWA niet
onderbouwt hoe art. 6 Mededingingswet zou zijn geschonden, is met bovenstaande
feiten voldoende weerlegt. Overigens
acht art. 6 Mededingingswet het bestaan van een concurrentiebeperkende afspraak
voldoende. De feitelijke
concurrentienadelen van die afspraak hoeven niet te worden aangetoond.
54) De stelling van Nivra onder punt 116 MvA niet
te kunnen volgen waarom grote kantoren een kostenvoordeel zouden kunnen
realiseren, kan het beste als volgt worden uitgelegd aan iemand die het niet
wil begrijpen. Het Nivra-citaat onder b van het voorgaande punt: Deze
kantoren kunnen het zich dan ook bedrijfseconomisch niet veroorloven om de
uitgebreide eisen adequaat te implementeren, toont aan dat
aan uitgebreide eisen nu eenmaal kosten hangen die een onderneming zich niet
altijd bedrijfseconomisch kan veroorloven.
Grote kantoren kunnen dank zij de VGC in alle marktsegmenten afdelingen
onder de naam en met de uitstraling van dat grote accountantskantoor laten
werken zonder uitgebreide eisen wanneer die uitgebreide eisen in dat
marktsegment bedrijfseconomisch niet haalbaar zijn. Kleine kantoren kunnen dat
niet. Zo simpel is het!
55) De stelling van Nivra onder punt
117 MvA dat de VGC in het voorbereidingstraject is voorgelegd aan de NMA en dat
deze geen bezwaren had tegen de inhoud daarvan, is simpelweg onwaar. Dit blijkt uit de bijgevoegde produktie 3
waarvan wij slechts de aanhef citeren: “De NMa heeft tijdens de
consultatieronde van Nivra enkele kanttekeningen gemaakt bij de VGC. Deze
betreffen geen van alle het door u aan de orde gestelde punt. Er is door ons
nooit enige verklaring van geen bezwaar of goedkeuring oid afgegeven; hiervoor
bestaat ook geen rechtsgrond.” Waarvan akte!
56) Onder punt 118 MvA herhaalt Nivra de op zich
juiste maar overbodige stelling dat het iedere onderneming vrijstaat de
activiteiten te verrichten waarvoor zij kiest. Vervolgens herhaalt Nivra de
stelling dat de SWA haar stellingen niet feitelijk onderbouwt. Herhaald zij hier dat art. 6 Mededingingswet
het bestaan van een concurrentiebeperkende afspraak voldoende acht. De feitelijke concurrentienadelen van die
afspraak hoeven niet te worden aangetoond. Met bovenstaande is overigens voldoende
feitelijke onderbouwing gegeven.
57) Dat de uitoefening van het eigendomsrecht aan
zekere beperkingen onderhevig is moge duidelijk zijn. In tegenstelling tot de
mening van Nivra onder punt 119 MvA, wordt bij de VGC de “fair balance” en de
“margin of apprecation” veruit overschreden indien zonder aantoonbare noodzaak
door een zeer beperkt aantal belanghebbende grotere openbare
accountantskantoren onder onduidelijke omstandigheden de stringente regels van
openbare accountants worden opgelegd aan het veruit grootste gedeelte van alle
accountants die hun titel vooral als opleidingstitel zien en in hun eigen ogen,
die van hun cliënten en het publiek, hun activiteiten niet als activiteiten van
openbare accountants ervaren.
58) Onder punt 120 MvA poneert Nivra
de stelling dat regels in het algemeen belang gesteld geen individuele en
buitensporige last kunnen veroorzaken.
Dit moge misschien heel in zijn algemeenheid waar zijn. In concreto
spelen in dit geval echter meerdere afwegingen alvorens de vraag te moeten
beantwoorden of wel sprake is van een individuele en buitensporige last:
Omdat die vragen al voorliggen in
het onderhavige geschil, heeft de stelling van Nivra dat regels in het algemeen
belang geen individuele en buitensporige last veroorzaken, geen betekenis.
59) Onder punt 121 MvA herhaalt Nivra
haar pleidooi in eerste aanleg dat de VGC buitenlandse accountants niet met
dubbele regelgeving confronteert en er dus geen sprake is van verboden discriminatie.
Terecht gaat Nivra in haar punt 122 MvA door op art. 14 van Richtlijn
2006/43/EG (8e Europese Richtlijn)
dat uitdrukkelijk bepaald dat naast de verklaring van
vakbekwaamheid geen andere regels mogen
worden opgelegd. Met het woord ‘geen
andere regels’ kan niet anders zijn bedoeld zijn dan ‘andere regels’, dus ook
geen aanvullende regels zoals de VGC,
permanente educatie etc. Immers,
de Richtlijn verplicht iedere lidstaat ook al om al dergelijke regels te
implementeren voor de bij haar ingeschreven wettelijke controleurs. Het verbod op ‘andere regels’ van Richtlijn
2006/43/EG (8e Europese Richtlijn) was uitdrukkelijk bedoelt om te
voorkomen dat lidstaten bij grensoverschrijdende gevallen via nationale ‘andere
regels’, grensoverschrijding bemoeilijken. Mochten er na bovenstaande nog twijfels
kunnen bestaan dan ligt een verzoek aan het Europese Hof zich uit te
spreken over de juiste interpretatie van Richtlijn 2006/43/EG op dit punt voor
de hand. Bij die vraag kan dan meteen
worden meegenomen de vraag of die basisregel van Europees recht ook niet van
toepassing is op accountants die geen wettelijk controleur zijn. Op hen is Richtlijn 2006/43/EG weliswaar niet
van toepassing maar art 14 van Richtlijn 2006/43/EG is niets anders dan een
concrete toepassing van de algemene beginselen van Europees recht. Het antwoord
lijkt overigens voor de hand te liggen.
Hiermee staat de verboden discriminatie vast.
60) Gezien bovenstaande is de
conclusie van Nivra onder punt 123 MvA dat grief 5 niet slaagt onbegrijpelijk.
De netwerkdefinitie van de VGC is in strijd met Richtlijn 2006/43/EG (8e
Europese Richtlijn), er is sprake van
concurrentiebeperkende afspraken en er is sprake van verboden
discriminatie.
Grief 6 MvG (punt 124 tot 129 MvA): Ten onrechte heeft de
Voorzieningenrechter geen rekening gehouden met het beginsel van
rechtszekerheid en aldus rechtsonzekerheid bevorderd door de vordering om de
VGC en haar belangrijkste uitvoeringsbesluiten voorlopig niet van toepassing te
verklaren voor die accountants, die geen wettelijke controles uitvoeren.
61) De stelling van Nivra onder haar punten 124
tot 127 komt er op neer dat de SWA niet
kan lezen, dat de VGC een keurige set definities geeft en dat definities nu
eenmaal niet veel preciezer worden opgesteld.
Allereerst moet worden opgemerkt dat Nivra wel een definitie van
“assuranceopdracht” geeft maar vergeet te vermelden dat iemand ook openbaar
accountant kan worden door een “aan assurance verwante opdracht” of door een
‘overige opdracht’. Daarvan geeft Nivra
gemakshalve naar geen definities meer.
62) De definitie van aan assurance
verwante opdrachten in de VGC luidt als volgt: de opdracht tot het samenstellen van
financiële informatie en de opdracht tot het verrichten van overeengekomen
specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals
bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden. Die Nadere voorschriften controle- en overige standaarden
verwijzen weer naar allerlei andere handboeken met voorschriften.
63) De definitie van “overige
opdracht” in de VGC luidt: overige opdrachten: de door een registeraccountant
voor een cliënt bedrijfsmatig uitgevoerde professionele diensten, bestaande uit
andere dan assuranceopdrachten of aan assurance verwante opdrachten, voor zover
geen sprake is van opdrachten uitgevoerd als interim-manager bedoeld in artikel
C-300.1, onderdeel b. De betekenis van het begrip ‘overige opdracht’ is pas duidelijk als het
begrip ‘accountantskantoor’ duidelijk is. Hieronder wordt verstaan: de organisatorische eenheid waarbinnen één of meer
registeraccountants voor een cliënt bedrijfsmatig professionele diensten
verrichten, bestaande uit assuranceopdrachten of aan assurance verwante
opdrachten en eventueel overige opdrachten Let op de
‘of’ en de ‘en’ in deze laatste definitie. Afhankelijk van de betekenis die
daaraan wordt toegekend, wordt een accountant met een ‘overige opdracht’ wel of
geen openbaar accountant als hij geen ‘aan assurance verwante diensten’
aanbiedt. Nivra is van mening dat bedoeld is het samengaan van een ‘aan
assurance verwante dienst’ met een ‘overige opdracht’. De vraag is of een derde bijv. een
tuchtrechter dat ook zo altijd ziet.
64) Is de eerste definitie van
“assuranceopdracht” al complex en vaag, dan wordt de tweede nog complexer en
vager. Om het geheel van definities
volstrekt duidelijk te maken, is er dan nog de categorie ‘overige opdracht’ die
per definitie wel erg ruim is en waardoor iemand ook meteen openbaar accountant
kan worden. Om het beeld compleet te
maken zijn er daarnaast “Nadere Voorschriften” die weer verwijzen naar een
handboek COS-regels geheten (voorheen RAC en ontleend aan de
IAASB-standaarden), die ook weer allerlei definities en voorschriften geven
voor allerlei deelactiviteiten die zouden kunnen vallen onder een van die
begrippen “assuranceopdracht”, “aan assurance verwante opdracht” en ‘overige
opdrachten’. In de praktijk worden die
definities uit die handboeken soms gebruikt om sommige definities van de
deelbegrippen “assuranceopdracht”, “aan assurance verwante opdracht” of ‘overige opdracht’, duidelijker te
maken.
65) Zonder iemand met al die
handboeken en regels in detail lastig te vallen, zal zelfs een niet-jurist begrijpen dat met die
ingewikkelde deelbegrippen “assuranceopdracht”, “aan assurance verwante
opdracht” of ‘overige opdracht’, iedereen
te pas en te onpas “openbaar accountant” kan worden, afhankelijk van de min of
meer willekeurige betekenis die daar op enigerlei moment in enigerlei situatie
aan kan worden gegeven. Dat heeft wel
grote gevolgen want op dat moment blijkt dat allerlei regelgeving van
toepassing kan worden uit al die handboeken die de accountant en ook zijn
cliënt nooit zal hebben verwacht of gewild.
Op dat moment ontstaat een probleem. Niet alleen de toepasselijke
regelgeving blijkt dan onduidelijk, ook de contributiegrondslag is onduidelijk,
de toetsingsverplichtingen, de permanente educatieverplichtingen etc. De oorzaken van dat probleem zijn de
volgende:
a. De VGC is geschreven door
openbare accountants en niet door juristen
b. Alle openbare accountants zweren
van oudsher bij de regelgeving van de IAASB die alleen is geschreven voor
openbare accountants en in Nederland vertaald is als COS, voorheen RAC. Die
begrippen uit de regelgeving IAASB zoals ‘overige opdrachten’ zijn nog een
beetje begrijpbaar vanuit het perspectief van een echte openbare
accountant. Kleine nuances in
interpretatie maken ook niet zo veel verschil voor hen als openbaar
accountant. Op een ondoordacht moment
is echter besloten in de VGC al die IAASB/COS begrippen in zijn algemeenheid te
gaan gebruiken als definitie van openbaar accountant.
c. Het gevolg is dat iedereen die
geen openbaar accountant was, en dat zijn veruit de meeste leden van
Nivra, en (per ongeluk) een taak (er bij
) doet die ook in het werkterrein van openbare accountants kan vallen of
onder enigerlei IAASB(COS) standaard zou kunnen vallen, ook openbaar
accountant wordt.
d. Of de “echte” openbare
accountants dat echt zo bedoeld hebben is onduidelijk. Feit is wel dat voor hen deze welbewuste uitbreiding
van het begrip openbaar accountant zakelijk wel interessant is want allerlei
IAASB(COS) regelgeving op deelgebieden die niet tot de kerntaak van wettelijk
controleur behoren, wordt daardoor ook van toepassing op alle
registeraccountants.
Feitelijk betekenen bovenstaande
definities van de VGC praktisch:
a. dat het iedere accountant niet
zijnde een openbaar accountant verboden is op straffe van openbaar accountant
worden, een conclusie te trekken waar
een derde bij is betrokken, zelfs indien hij die conclusie op een deugdelijke
grondslag baseert.
b. dat het iedere accountant niet
zijnde openbaar accountant verboden is
op straffe van openbaar accountant worden, enigerlei werkzaamheid voor derden
te verrichten met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de
Nadere voorschriften controle- en overige standaarden
c. dat het iedere accountant niet
zijnde openbaar accountant het mogelijk verboden is op straffe van openbaar
accountant worden, enigerlei overige opdracht voor derden te verrichten. Aangezien accountants van nature zich graag bemoeien
met financiële informatie, de Nadere Voorschriften en de bijbehorende
handboeken zeer regelmatig veranderen en de betekenis van “of ” en “en” bij de
definitie van accountantskantoor onduidelijk is, is sprake van volstrekte onduidelijkheid.
Het loutere feit dat bovenstaande
evident logische conclusies naar alle waarschijnlijkheid door Nivra zullen
worden weersproken, zegt genoeg over de duidelijkheid van de definities.
66) Volgens Nivra onder haar stelling
128 MvA toont de SWA niet aan welke problemen zich in de praktijk zouden kunnen
voordoen. Die problemen zijn hierboven uitvoerig geschetst. Als randvoorwaarde stelt Nivra dat ook nog
moet worden aangetoond dat die problemen zodanig ernstig zijn dat buiten
toepassing laten van de VGC voor niet-wettelijke controleurs daardoor wordt
gerechtvaardigd. Die randvoorwaarde is makkelijk te vervullen. Het niet van toepassing verklaren van de VGC
voor niet-wettelijke controleurs betekent geen materieel verschil want zoals
uit de eis blijkt wordt op dat moment het oude GBR weer van kracht. Het beginsel van de rechtszekerheid dient te
zegevieren.
67) De stelling van Nivra onder haar
punt 129 MvA dat de zesde grief niet slaagt is hiermee afdoende weerlegt.
Grief 7 MvG (punt 130 tot 131 MvA): Ten onrechte heeft de
Voorzieningenrechter nagelaten om de VGC en haar belangrijkste
uitvoeringsbesluiten niet van toepassing te verklaren
68) Deze grief hoeft inderdaad niet verder te
worden besproken zoals Nivra al aangeeft.
De conclusie van Nivra dat grief 7 niet slaagt is echter ongefundeerd
zoals blijkt uit bovenstaande.
Grief 8 MvG (punt 132 tot 136 MvA): Ten onrechte heeft de
Voorzieningenrechter de vordering tot het beschikbaar stellen van een deel van
de website van Nivra aan appelanten afgewezen.
69) Het doet genoegen te zien dat Nivra onder punt
135 MvA nu bevestigt dat er sowieso sprake zal zijn van een goede
informatievoorziening via (de website) van Nivra. In herinnering wordt gebracht
dat Nivra de informatievoorziening inzake de
bedenkingen en de volmachten ook goed noemde terwijl daar ook heel
andere meningen over denkbaar zijn. Daarnaast geeft het op een website
duidelijk iets plaatsen sowieso altijd een ingewikkelde discussie over frames,
pixeldichtheden, screenformaten etc.
Daarboven op komt dan nog de mogelijke discussie over de precieze
betekenis van door meer dan 40 leden aangesneden onderwerpen die zullen worden
geregistreerd en behandeld als ieder ander onderwerp van aandacht bij een
ledenvergadering.
70) Het is om dit soort technische redenen gevoegd
naast een zekere twijfel over een mogelijk verschil tussen wil en daad in de
uitvoering bij Nivra dat eiser er groot belang aan hecht dat uit het vonnis
duidelijk blijkt dat er inderdaad sprake is van goede informatievoorziening via
(de website) van Nivra middels de bij alle ledenvergaderingen
gebruikelijke banner of hyperlink op de
linker zijde van de Home-Page van Nivra en verder dat de door die meer dan 40
leden aangesneden onderwerpen zullen worden geregistreerd en behandeld als
ieder ander onderwerp van aandacht, zonder nodeloze inhoudelijke en/of
technische beperkingen van Nivra-zijde.
CONCLUSIE
Met
bovenstaande is afdoende aangetoond dat alle grieven gegrond zijn. Eiser verzoekt daarom dan ook uw Hof te
vonnissen zoals bij Memorie van Grieven gevraagd.
Procureur.
PRODUKTIE 1.1: Screenprint 1 Ledenvergadering 12 december 2006
PRODUKTIE 1.2: Screenprint 2 Ledenvergadering 12 december 2006
PRODUKTIE 1.3: Screenprint 3 Ledenvergadering 12 december 2006
PRODUKTIE 1.4: Screenprint 4
Ledenvergadering 12 december 2006
PRODUKTIE 2:
volmachtproblemen
Email nr. 1: fax werkt niet
Subject: RE: [Fwd: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: Krijn Leentfaar <krijn.leentfaar@leentfaarscharroo.nl> |
Date: Wed, 13 Dec 2006 21:51:55 +0100 |
To: "'C.B.A. Spil'"
<corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte
collega,
Alsnog
getracht het machtigingsformulier over de fax in Amsterdam te krijgen, echter
(nog) niet gelukt. U bent bij deze gemachtigd om zo mogelijk namens mij te
stemmen.
Met
vriendelijke groet,
Krijn
Leentfaar
Email nr. 2: verwarring over
einddatum
Subject: Fw: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: <jcmgvaneijs@hotmail.com> |
Date: Wed, 13 Dec 2006 23:20:02 +0100 |
To: "C.B.A. Spil" <corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte collega Spil,
Het is mij afgelopen maandag nog gelukt om via de nivra-site een machtiging
als volgt in te dienen. Ik las in uw artikel van vandaag dat machtigingen 5
dagen voor aanvnag ingediend moeten zijn. Als dat zo is had het Nivra dit toch
via de site kenbaar moeten maken, toch ?
Veel succes morgen,
John van Eijs
Email nr. 3: online registratie
werkt niet
Subject:Re: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: "J.C.J. van Doesburg"
<j.c.j.van.doesburg@planet.nl> |
Date: Thu, 14 Dec 2006 09:59:44 +0100 |
To: "C.B.A. Spil"
<corneel.spil@finiconsult.com> |
Ja, lukte niet
----- Original Message -----
From: C.B.A. Spil
Sent: Wednesday, December 13, 2006
5:32 PM
Subject: Re: Ja, ik ben een wakkere RA!]
Wel per fax gedaan?
J.C.J. van Doesburg wrote:
machtiging kon ik niet meer online indienen!!!
Email nr. 4: volmacht wel
ingediend maar niet bij volmachtnemer geregistreerd
Subject: RE: [Fwd: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: "Leon Oudejans"
<leon.oudejans@gmail.com> |
Date: Thu, 14 Dec 2006 23:30:30 +0100 |
To: <joris.joppe@coney.nl> |
CC: "'C.B.A. Spil'" <corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte
heer Joppe,
Ik weet
niet wat er met uw volmacht is gebeurd maar deze was helaas niet bekend bij het
NIVRA.
We hebben
de strijd uiteindelijk op zo’n 100-150 stemmen verloren.
Met
vriendelijke groet,
Léon Oudejans
RA
Jacob
Catslaan 3
2012PE Haarlem
Thuis:
023-5290425
Mobiel:
0654-775998
Email nr. 5: volmacht wel
ingediend maar niet bij volmachtnemer geregistreerd
Deze mail is waarschijnlijk per
ongeluk aan Spil geadresseerd geweest in plaats van aan de heer Bijvoet
Subject: RE: [Fwd: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: "Leon Oudejans"
<leon.oudejans@gmail.com> |
Date: Thu, 14 Dec 2006 23:30:50 +0100 |
To: "'C.B.A. Spil'"
<corneel.spil@finiconsult.com>, <c.bijvoet@londenholland.nl> |
Geachte heer Bijvoet,
Ik weet niet wat er
met uw volmacht is gebeurd maar deze was helaas niet
bekend bij het NIVRA.
We hebben de strijd
uiteindelijk op zo’n 100-150 stemmen verloren.
Met vriendelijke
groet,
Léon Oudejans RA
Jacob Catslaan 3
2012PE Haarlem
Thuis: 023-5290425
Mobiel: 0654-775998
Email nr. 6 verwarring over
einddatum
Subject: Re: VGC |
From: "C.B.A. Spil"
<corneel.spil@finiconsult.com> |
Date: Fri, 15 Dec 2006 11:19:29 +0100 |
To: "Harmen Ettema (HeerenXVII)"
<harmen.ettema@heerenxvii.nl> |
Geachte Heer Ettema,
Helaas kwam dit bericht te laat. Nog dank voor uw suggestie inzake de
notaris. Zoals u heeft geconstateerd was deze niet al te objectief. Maar
geen nood, nadere berichten volgen. De strijd is nog niet verloren, dit
was slechts een tegenslag.
Bent u evt. bereid enige tijd te investeren in de strijd om 11.000 Nivra-leden
niet langer de gegijzelde te laten zijn van de grote openbare kantoren?
Zo ja, bel me even.
Met vriendelijke groeten,
Corneel B.A. Spil
Harmen Ettema (HeerenXVII) wrote:
Ik kom vanmiddag en
kan nog 1 volmacht nemen
Harmen ettema
Lidnummer 09584
------Original Message------
From: C.B.A. Spil
To: Harmen Ettema (HeerenXVII)
Sent: Dec 10, 2006 11:34
Subject: Re: VGC
Geachte Heer Ettema,
Telefonisch heeft
mevrouw mr. V. van Egmond mij medegedeeld ook na de
sluitingstermijnen
alle aanwezige Nivra-leden en alle geldige volmachten
op bijgaand formulier
te zullen accepteren. Liever niet want het kan
daardoor een
procedurele janboel worden.
Meldt u daarom op
tijd aan. Ik kan u dan ook nog tijdig drie volmachten
bezorgen zo nodig.
Met vriendelijke
groeten,
Corneel B.A. Spil
===============
Voor meer informatie
kunt u contact opnemen met mevrouw mr. V. van
Egmond, tel. 020 301
0349 of e-mail: v.egmond@nivra.nl
Harmen Ettema
(HeerenXVII) wrote:
Mijn komst is nog
onzeker ivm afspraken.
Ik kan het later nog
wel melden of ik kan komen, maar we moeten
daarmee niet 3
stemmen verloren laten gaan...
Is aanmelden vooraf
noodzakelijk en tot wanneer kan dit?
Het Nivra spreekt
over uiterlijk 7 december?
Groet, Harmen
Harmen C.J. Ettema /
manager, raadgever, toezichthouder
Mob 0653.563.550
HeerenXVII - netwerk
van professionals
Postbus 423, 1620 AK
Hoorn, Nieuwstraat 18, 1621 EA Hoorn
Tel 0229.269.755, Fax
0229.266.749
Email harmen.ettema@heerenxvii.nl <mailto:harmen.ettema@heerenxvii.nl>
Internet www.heerenxvii.nl/harmen.ettema
<http://www.heerenxvii.nl/harmen.ettema>
-----Oorspronkelijk
bericht-----
Van: C.B.A. Spil [mailto:corneel.spil@finiconsult.com]
Verzonden: zondag 10
december 2006 11:14
Aan: Harmen
Harmen Ettema
HeerenXVII een
netwerk van professionals
Postbus 423, 1620 AK
Hoorn
Nieuwstraat 18, 1621
EA Hoorn
Mob 0653.563.550, Tel
0229.269.755
Fax 0229.266.749, Email harmen.ettema@heerenxvii.nl
Internet www.heerenxvii.nl/harmen.ettema
Email nr. 7: volmacht wel
ingediend maar niet bij volmachtnemer geregistreerd
Mail met bijlage waarop (nog) geen antwoord is
ontvangen
Subject: volmachten.doc |
From: "Th de Leeuw" <t.de.leeuw@freeler.nl> |
Date: Fri, 15 Dec 2006 12:02:15 +0100 |
To: <p.sneek@xs4all.nl> |
CC:"'C.B.A. Spil'" <corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte collega
Op de NIVRA vergadering
zou ik door u gemachtigd worden om een stem uit te brengen tegen de nieuwe
richtlijnen.
Via de Heer Spil was ik
geďnformeerd dat ik drie volmachten zou ontvangen, n.l. u en twee andere
collega’s.
Bij de aanmelding
gistermiddag voor de vergadering, bleek aan mijn naam slechts 1 volmacht te
hangen, waarvoor ook een stemkastje werd uitgereikt.
Daar dit wat snel in zijn
werk ging ben ik vergeten voor welke collega dat was.
Daar het laatste woord
nog niet gezegd is over de wijze van volmachtverlening, zou ik graag alsnog door u worden
geďnformeerd, wat uw activiteiten na de mail van 6 december j.l. aan u van de
heer Spil zijn geweest en/of er e.v. een bevestiging door het Nivra is
ontvangen, zo mogelijk vergezeld van afschriften hiervan
Bij voorbaat dank voor uw
medewerking, verblijf ik met vriendelijke groet
Th. de Leeuw
Tel. 0348-501516
Mobiel 0616-376018
Email nr. 8: verwarring over einddatum
Subject: RE: volmachten.doc |
From: Orlando Baker <o.baker@planet.nl> |
Date: Fri, 15 Dec 2006 12:37:46 +0100 |
To: 'Th de Leeuw' <t.de.leeuw@freeler.nl> |
CC:"'C.B.A. Spil'" <corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte heer,
Ik heb niet op juiste
formele (Nivra) wijze volmacht verleend.
Feitelijk was ik te
laat.
Ik heb nog een
document geopend (via een website?).
In dat volmacht
document stond dat ik uiterlijk 6 dagen voor de vergadering
(14 december) mijn
volmacht moest hebben ingeleverd. Deze termijn heb ik
overschreden en toen
heb ik geen volmacht meer ingediend er van uitgaand dat die niet meer
rechtsgeldig zou zijn (er vanuit gaand dat het Nivra zich zeer formeel zou
opstellen).
Mijn excuses
hiervoor. Een gemiste kans.
Met verbazing gelezen
hoe de stemming bij de Nova is verlopen.
Als de RA titel niet
gekoppeld zou zijn aan het Nivra lidmaatschap zou ik
overwegen mijn
lidmaatschap in het Nivra op te zeggen.
Mvgr. O.R. Baker
-----Oorspronkelijk
bericht-----
Van: Th de Leeuw [mailto:t.de.leeuw@freeler.nl]
Verzonden: vrijdag 15
december 2006 12:02
Aan: o.baker@planet.nl
CC: 'C.B.A. Spil'
Onderwerp:
volmachten.doc
Email nr.9: volmacht wel ingediend maar niet bij
volmachtnemer geregistreerd
Subject: RE: volmachten.doc |
From: "Leon Vankan"
<l.vankan@vankanacc.nl> |
Date: Fri, 15 Dec 2006 17:57:58 +0100 |
To: "Th de Leeuw"
<t.de.leeuw@freeler.nl> |
CC:"C.B.A. Spil" <corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte heer de Leeuw,
Ik heb afgelopen
maandag de volmacht aan U gegeven via het besloten
gedeelte van de Nivra
site (conform het advies van dhr. Spil).
Ik heb de
bevestiging, die voor zich spreekt, voor de zekerheid maar
uitgeprint (zie
bijlage).
Ik begrijp dan ook
absoluut niet waarom U niet voor mij heeft mogen
stemmen.
Gaarne bereid tot het
geven van verdere toelichting of tot het nemen van
verdere actie
verblijft,
Met vriendelijke
groet
Leon Vankan
-----Oorspronkelijk
bericht-----
Van: Th de Leeuw [mailto:t.de.leeuw@freeler.nl]
Verzonden: vrijdag 15
december 2006 12:02
Aan: Leon Vankan
CC: 'C.B.A. Spil'
Onderwerp:
volmachten.doc
Email nr.10
Alleen het jongste deel van deze email overgenomen
Subject: RE: [Fwd: FW: Stem tegen de VGC en vssr de alternatieve
X-Gedragscode] |
From: "Paul Duinkerken" <duinkerken@solcon.nl> |
Date: Tue, 13 Feb 2007 09:16:09 +0100 |
To: "'C.B.A. Spil'"
<corneel.spil@finiconsult.com> |
Geachte
heer Spil,
U
hebt om voor mij onduidelijke redenen een concept-versie van het antwoord
ontvangen, met excuses. Er is iets mis gegaan, maar hieronder volgt de goede
versie
“Ik heb me inmiddels aangemeld voor de extra NIvRA-ledenvergadering van 28
feb.
Inzake uw
vragen:
Toen ik binnenkwam
kwamen er meerdere personen binnen, te laat dus na de opening. Uiteraard
moesten we ons laten registreren en ontvingen we de volmachten.
De late
binnenkomers gingen naar balkon. Later kwamen er nog veel meer mensen bij met
meerdere stemkastjes. Ik dacht dat het een “buslading van een groot
accountantskantoor” was die bestuursvoorstellen moesten steunen, maar geen zin
hadden daar teveel tijd aan te besteden. Helaas voor hun moesten ze de rit
uitzitten maar gemotiveerd leken ze niet.
Een ander punt:
voor mij is de vraag hoe de notaris heeft vastgesteld wat het quorum is? Bij de
opening (en eerste test?) waren er blijkbaar ca 700 mensen, bij de latere test
steeg dat tot ruim 800 en bij de stemming waren er bijna 900 stemmen. Hoe stelt
de notaris dan juistheid van aantal stemgerechtigden vast? Hoeveel aanmeldingen
waren er, en hoeveel registraties, en hoeveel mensen hebben ze ter plekke
aangemeld en registreert?
Is er inderdaad nog
een buslading binnengekomen die gezien de “ruime geste van het bestuur” zich
heeft aangemeld en geregistreerd toen vergadering al begonnen was? Was de ruime geste van het bestur nodig om zich van
voldoende aanhang te verzekeren?“
Succes
gewenst met gesprekken en compromis,
Met
vriendelijke groet,
Paul
Duinkerken
Fax over email nr.11: online-registratie
werkt niet, verwarring over einddatum
Email nr.12: verwarring over einddatum
Subject: Re: [Fwd: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: "Martin Vries, de" <Martin.deVries@mazars.nl> |
Date: Sun, 10 Dec 2006 21:26:25 +0100 |
To: <corneel.spil@finiconsult.com> |
De termijn voor
aanmelden bij het nivra was toch al voorbij ?
Mvg
Martin
-----Original Message-----
From: "C.B.A. Spil" <corneel.spil@finiconsult.com>
To: Martin Vries, de <91835@mazars.nl>
Sent: 12/10/2006
12:00:30 PM
Subject: [Fwd: Ja, ik
ben een wakkere RA!]
Geachte Heer de
Vries,
Het spijt me u te
moeten berichten dat er veel meer volmachtgevers zijn
dan volmachtnemers.
Als u drie collega's
uit de buurt weet te vinden en u rijdt met zijn
allen naar Amsterdam
op 14 december, beleeft u de meest boeiende
vergadering uit de
geschiedenis van Nivra. Als u of vele anderen dat
niet lukt, moet ik u
mogelijk teleurstellen.
Met vriendelijke
groeten,
Corneel B.A. Spil
0411-641699
Email nr.13: verwarring over einddatum
Subject: Re: [Fwd: Ja, ik ben een wakkere RA!] |
From: hdevet@wxs.nl |
Date: Tue, 12 Dec 2006 10:00:53 +0100 |
To: "C.B.A. Spil"
<corneel.spil@finiconsult.com> |
Goedemorgen,
Henry Dix kan mij
niet meer machtigen. Moest voor 6 december en dit heeft hij blijkbaar niet
gedaan?. Ik heb derhalve slechts 2 machtigingen.
Hoe werkt het
machtigen overigens verder in de praktijk? Krijg ik extra stemformulieren
uitgereikt op de vergadering?
mvg Harry
PRODUKTIE 3:
Mededeling NMA d.d. 8-10-2007
Subject: FW: Instemming NMA met VGC? |
From: "Slot mw mr C.W."
<C.W.Slot@nmanet.nl> |
Date: Mon, 8 Oct 2007 14:27:56 +0200 |
To: <corneel.spil@finiconsult.com> |
CC:"Broeke mw mr drs G.G.J. ten"
<G.G.J.tenBroeke@nmanet.nl> |
Geachte heer Spil,
Mw. Ten Broeke vroeg mij op uw mail te reageren.
De NMa heeft tijdens de consultatieronde van Nivra enkele kanttekeningen
gemaakt bij de VGC. Deze betreffen geen van alle het door u aan de orde
gestelde punt. Er is door ons nooit enige verklaring van geen bezwaar of
goedkeuring oid afgegeven; hiervoor bestaat ook geen rechtsgrond.
Het Ministerie van Financiën heeft de VGC goedgekeurd.
Wat betreft het door u aan de orde gestelde punt en zoals waarschijnlijk
ook aan u bekend:
- de door Nivra gehanteerde definitie van accountantsorganisatie in de
VGC en in de Verordening accountantsorganisaties is gelijkluidend aan die
in artikel 1a van de Wet toezicht accountantsorganisaties (hiernaar wordt
ook verwezen).
- de VGC kent geen definitie van netwerkorganisatie. De
Verordening accountantsorganisaties kent dezelfde definitie van netwerk als het
Besluit toezicht accountantsorganisaties in artikel 1 onder c (hiernaar
wordt verwezen). Deze definitie komt overeen met de door u geciteerde definitie
van de Richtlijn.
Dit is mede de reden dat de NMa geen kanttekening bij deze begrippen /
definities in de VGC en de Verordening accountantsorganisaties heeft gemaakt.
Hoogachtend,
Christien Slot
Mw.mr. C.W. Slot
senior medewerker
Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)
Directie Concurrentietoezicht
Postbus 16326, 2500 BH DEN HAAG
T: 070- 330 33 36
F: 070- 330 33 70
E-mail: c.w.slot@nmanet.nl
Van: C.B.A. Spil [mailto:corneel.spil@finiconsult.com]
Verzonden: vrijdag 5 oktober 2007 17:00
Aan: Broeke mw mr drs G.G.J. ten
Onderwerp: Instemming NMA met VGC?
Geachte Mevrouw ten Broeke,
Deze week hebben we telefonisch gesproken over enkele stellingen van Nivra in
haar Memorie van Antwoord bij het HOF Amsterdam.
Het betreft in casu de nummers 116 en 117:
116. De stelling van SWA c.s. dat grotere kantoren via allerlei constructies
afdelingen/personen buiten de netwerkdefinitie (accountantsorganisatie) zouden
kunnen houden waardoor zij een kostenvoordeel zouden kunnen realiseren ten
opzichte van kleinere kantoren kan het Nivra volstrekt niet volgen.
117. Het Nivra wijst erop dat de VGC in het voorbereidingstraject is voorgelegd
aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit en dat deze geen bezwaar had tegen de
inhoud ervan.
U gaf aan een en ander na te gaan en sprak enige twijfels uit over de aard van
de NMA verklaring van geen bezwaar. Aangezien we als SWA volgende week al
moeten reageren, mail ik u voor de goede orde ook nog wat details uit onze
Memorie van Grieven onderaan deze mail. De complete juridische teksten kunt u
vinden op de site www.wakkereaccountant.nl
Hartelijk dank voor uw medewerking en een prettig weekend,
Corneel B.A. Spil
0411-641699
======================================================
DAGVAARDING IN EERSTE INSTANTIE
Er is sprake van nietigheid ex artikel 6
Mededingingswet omdat de VGC in samenhang met de netwerkdefinitie binnen de VGC
een concurrentievoordeel schept voor grotere organisaties en daardoor
concurrentievervalsing mogelijk maakt doordat:
I. organisaties die aan accountancy verwante diensten
(belastingadvies, interim-management, advocatuur, juridisch advies bijv.
inzake corporate governance, management consultancy etc.) verlenen en
toevallig RA's of AA's in dienst hebben onvoorzien onder de regelgeving van
accountantskantoor kunnen vallen; daarentegen hebben grotere accountantskantoren
de vrijheid om al dan niet onder eigen naam via een afzonderlijke organisatie
zonder RA's, AA's in dienstverband toch dezelfde aan accountancy verwante
diensten te verlenen en daarmee buiten alle accountantsregelgeving vallen,
II. kleinere samenstelpraktijken onder heel veel regelgeving voor
openbare accountants vallen terwijl grotere accountantskantoren, al dan niet
onder eigen naam, via een afzonderlijke organisatie een samenstelpraktijk
kunnen opzetten zonder RA's, AA's in dienstverband en daarmee buiten alle
accountantsregelgeving vallen,
a. De 8e Europese Richtlijn geeft, in lijn
met de IFAC-regels, een brede netwerk-definitie in artikel 2
Definities sub 7:
"network" means the larger structure:
– which is aimed at cooperation and to which a
statutory auditor or an audit firm belongs, and
– which is clearly aimed at profit- or cost-sharing or
shares common ownership, control or management, common quality-control
policies and procedures, a common business strategy, the use of a common
brand-name or a significant part of professional resources;
b. Ifac geeft evenzeer een brede netwerk-definitie in haar definitie-sectie:
Network firm: An entity under common control,
ownership or management with the firm or any entity that a reasonable and
informed third party having knowledge of all relevant information would
reasonably conclude as being part of the firm nationally or internationally.
De VGC daarentegen
geeft juist een zeer beperkte netwerk-definitie onder haar Definities
onder e.
accountantsorganisatie: de onderneming of instelling die bedrijfsmatig
wettelijke controles verricht, dan wel een organisatie waarin zodanige
ondernemingen of instellingen met elkaar zijn verbonden …;
Dit bericht kan informatie bevatten die niet voor u is bestemd. Indien u niet
de geadresseerde bent of dit bericht abusievelijk aan u is toegezonden, wordt u
verzocht dat aan de afzender te melden en het bericht te verwijderen. De Staat
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die verband
houdt met risico's verbonden aan het elektronisch verzenden van berichten. This message may contain information that is not
intended for you. If you are not the addressee or if this message was sent to
you by mistake, you are requested to inform the sender and delete the message.
The State accepts no liability for damage of any kind resulting from the risks
inherent in the electronic transmission of messages.